Ronde Tafel 'How to Benchmark, Implement, Manage & Measure Biodiversity' - Verslag
Ronde Tafel 'How to Benchmark, Implement, Manage & Measure Biodiversity'
Ronde Tafel 'How to Benchmark, Implement, Manage & Measure Biodiversity'
De aandacht voor biodiversiteit neemt toe, maar blijft nog altijd achter bij andere ESG-onderwerpen. Tijdens deze ronde tafel deelden zeven experts hun inzichten over hoe biodiversiteit te meten en te implementeren. Een breedgedragen normatieve visie over hoe economie en biodiversiteit met elkaar in evenwicht te brengen, is volgens hen essentieel
Door Bouko de Groot
Voorzitter: Koen Ronda, IBS Capital Allies
Deelnemers: Björn Aarts, Rabo Investments Jonathan Bailey, Neuberger Berman Karin Bouwmeester, PGGM Paul Lamacraft, Schroders Capital Stephanie Scholten, Achmea Investment Management Peter Tummers, ABN AMRO Marc van Voorst tot Voorst, NVP |
Waarom zouden beleggers zich zorgen moeten maken over biodiversiteit?
Jacqueline Duiker: ‘Beleggers hebben een fiduciaire plicht om op een verantwoorde manier te beleggen en naar de lange termijn te kijken. Als je dat doet, is het belangrijk om naar alle soorten risico te kijken. Het aanhoudende verlies aan biodiversiteit creëert veel risico’s: fysieke risico’s, zoals overstromingen en verwoestijning, wat bijvoorbeeld leidt tot verstoringen in de voedselvoorziening, maar ook transitierisico’s, zoals nieuwe wetgeving of het beprijzen van schadelijke effecten. Deze risico’s vertalen zich naar financiële risico’s voor bedrijven en voor beleggers. Er is dus een goede financiële reden om naar deze risico’s te kijken en ze aan te pakken en hopelijk te voorkomen.’
Willem Visser: ‘Als je je bezighoudt met ESG, waar ook biodiversiteit onder valt, dan begint het uiteindelijk altijd met de S. Het perspectief van Sociaal is daarbij breder, in mijn ogen, en omvat onze hele samenleving. In een samenleving met stevige en inclusieve economische en politieke fundamenten heeft de bevolking de mogelijkheid om deel te nemen in de economische vooruitgang. Dit zorgt ervoor dat thema’s zoals duurzaamheid op de kaart komen te staan. Een inclusieve samenleving stimuleert een klimaat van creativiteit en ondernemerschap. Dit faciliteert vervolgens dat constructieve technologische disruptie mogelijk wordt om innovatieve oplossingen te creëren die bijvoorbeeld het verlies van biodiversiteit tegengaan. Helaas hebben we nog een lange weg te gaan. Als beleggers dienen wij verantwoordelijkheid te nemen en onze stem te laten horen via engagement. Op die manier kunnen wij de grote bedrijven waarin we beleggen, motiveren om hun verantwoordelijkheid te nemen en biodiversiteit te stimuleren. Daardoor zijn wij in een ideale positie om een succesvolle transitie te helpen mogelijk te maken.’
Waar liggen de grootste risico’s?
Michel Scholte: ‘Laat ik vooropstellen dat we het eens zijn met de zorgen en dat we de noodzaak om iets te doen, erkennen. Er is echter een keerzijde van de medaille. Als bijvoorbeeld voedselprijzen gaan stijgen vanwege schaarste door biodiversiteitsverlies, dan kan de handel in basisvoedingsmiddelen extreem lucratief worden. Het is eigenlijk heel zorgwekkend dat zoveel business afhankelijk is van de natuur, omdat dat alleen maar het punt bewijst dat verdere exploitatie buitengewoon lucratief is. Voor die groep maakt het niets uit dat een groot deel van de mensen ernstige problemen zal krijgen door extreme weersomstandigheden of biodiversiteitsverlies. We moeten dus verder kijken dan (financiële) risico’s en kijken naar onze normen, naar wat de herstelkosten zijn die we bereid zijn te accepteren, en die nu meenemen in de financials.’
Peter van der Werf: ‘Bedrijven hebben inderdaad als doel winst te maximaliseren, maar ze opereren niet in een vacuüm. Ze maken deel uit van een samenleving die geleid wordt door een overheid. En overheden hebben een tweeledig mandaat: om hun economieën te laten groeien én om de omgeving – zoals de biodiversiteit – te beschermen, zodat die samenleving ook in de toekomst kan blijven floreren. Wat dat betreft is er een duidelijke relatie tussen die twee: overheden en business. En inderdaad, momenteel worden de werkelijke kosten van biodiversiteitsverlies nog niet ingeprijsd.'
Al die regelingen, benchmarks en goede bedoelingen moeten uiteindelijk resulteren in een actieplan: met een goed raamwerk en een geloofwaardig transitieplan.
Arjan Ruijs: ‘Dat raakt wat mij betreft het belangrijkste probleem. Namelijk dat de grootste risico’s op de lange termijn liggen. De systeemrisico’s waarvan we allemaal weten dat ze bestaan, vallen nu weg in de verdiscontering die financiële analisten doen. Daarbij zijn economische modellen per definitie slecht in het inschatten van systeemrisico’s. Het idee heerst dat markten op en neer gaan en dat ze na een tijdje van daling weer omhoog zullen gaan. Daarbinnen past ook het gedogen van exploitatie. Maar echte systeemrisico’s kunnen het systeem permanent veranderen. Daarbij komt dat wat een duurzaamheidsanalist middellange of lange termijn noemt, iets anders is dan wat de meeste financiële analisten middellang en lang noemen.'
Robert-Alexandre Poujade: ‘We zouden juist minder moeten denken in termen van risico en meer in termen van inprijzing: welke beslissingen zouden we nemen als de ware prijs van biodiversiteitsverlies wordt meegenomen? Naast het besef dat het een utopie is dat we dat nu allemaal al kunnen weten, komt daar nog bij dat een transitie doorgaans enorme sociale schokken zal veroorzaken. Neem bijvoorbeeld de veelbesproken en veelbelovende algen: wat moet er allemaal gebeuren om die echt tot een grootschalig alternatief te maken? De vissers, de smaak van de mensen, de logistiek: de snelheid van de transitie moet worden meegenomen. Wat wij nu echter wel al kunnen doen, is de financiële sector, die inderdaad op dit punt niet goed bezig is, te stimuleren vanuit het risico-denken.’
Staat biodiversiteit goed op de agenda’s?
Christine Wortmann: ‘We zien dat biodiversiteit op dit moment geen prioriteit heeft in board rooms in vergelijking met andere ESG onderwerpen. Eigen onderzoek vorig jaar onder pensioenfondsen en verzekeraars toonde dat ook aan. Dus hoe gaan we dit aanpakken? Vanuit risico-denken? Vanuit onze normen? Wat het ook wordt, momenteel lukt het niet erg om biodiversiteit hoog op de agenda’s te krijgen.’
Poujade: ‘Ik denk wel dat we al een groeiend momentum zien in het bedrijfsleven. Er is een enorm verschil tussen hoe er een paar jaar geleden tegenaan werden gekeken en hoe nu. Daar hebben we jaren voor moeten vechten. Nu praten centrale banken er zelfs over, er wordt over tipping points gesproken: het thema biodiversiteit hoort er nu bij. Alle inspanningen beginnen dus resultaat te krijgen. In Nederland, Frankrijk en Japan bijvoorbeeld, zijn het in toenemende mate grote bedrijven die het integreren. Wellicht moeten we wat meer geduld hebben, maar je ziet een duidelijke verschuiving in de bewustwording.'
Economische vooruitgang zorgt ervoor dat thema’s zoals duurzaamheid op de kaart komen te staan.
Wortmann: ‘En toch zie je bijvoorbeeld dat er hier in Nederland nog maar zeven early adopters zijn van het framework van de TNFD, de Taskforce on Naturerelated Financial Disclosures. Aan de ene kant is dat heel positief, maar tegelijkertijd is het teleurstellend dat er in Nederland maar zeven bedrijven zijn die als koploper op het gebied van duurzaamheid worden gezien. Er is dus nog veel werk te doen buiten die positieve bubbel.'
Duiker: ‘Uit het onderzoek vorig jaar kwam naar voren dat pensioenfondsen in Nederland erover zijn begonnen te praten, maar dat is nog in een heel vroeg stadium, met flinke verschillen onderling en nog veel verwarring. Zo bleek de helft van de respondenten aandacht voor biodiversiteit gelijk te stellen met aandacht voor klimaatverandering, terwijl de andere helft eerst wil focussen op het klimaat, omdat dat al complex genoeg is. In de board rooms lijkt de aandacht vooral gedreven te worden door het risico van imagoschade en verplichtingen vanuit nieuwe regelgeving, zoals de CSRD, de Corporate Sustainability Reporting Directive.’
Visser: ‘Biodiversiteit wordt vaak over het hoofd gezien bij alle aandacht voor net zero. Waarschijnlijk omdat het veel makkelijker werken is met alleen CO2- reductie. Dat is meetbaar en daarover zijn afspraken gemaakt, met duidelijke doelen tot 2050. Maar de wijze waarop we die doelen kunnen bereiken? Een meer holistische benadering zal ervoor zorgen dat biodiversiteit hoger op de agenda komt in de board rooms van grote bedrijven en bij asset owners. Beseft men bijvoorbeeld dat de oceanen 40% van de CO2-opname voor hun rekening nemen en 50% van de zuurstof aanmaken? Alleen al daarom zouden oceanen, en dus hun biodiversiteit, hoog op de agenda’s moeten staan.'
Van der Werf: ‘Ik denk dat er grote kansen liggen daar waar klimaatverandering en biodiversiteit overlappen. Wijzelf werken er momenteel bijvoorbeeld aan om onze biodiversiteits- of natuurdoelen te verbinden aan onze net zero-routekaart. Daar zie ik een convergentie in, dat we klanten die de net zero-verbintenis zijn aangegaan, kunnen ondersteunen in het integreren van natuurdoelen in hun net zero- en meer algemene duurzaamheidsbeleid.’
Scholte: ‘Er zijn wel al goede initiatieven, zoals de Europese Nature Restoration Law, die half augustus in werking is getreden, en Natura 2000 hier in Nederland en andere initiatieven, maar die hebben allemaal een overheidsfocus. De gevolgen daarvan voor het bedrijfsleven zijn nogal rommelig en je ziet dat bedrijven nu tegen de grenzen daarin aanlopen, omdat er geen echte bottomup microdoelen voor ze waren. Maar ook daar begint schot in te komen, denk bijvoorbeeld aan het SBTi, het Science Based Targets initiative, dat nu ook biodiversiteit meeneemt, of de eerder genoemde TNFD.'
We moeten verder kijken dan financiële risico’s en kijken naar onze normen, naar wat de herstelkosten zijn die we bereid zijn te accepteren.
Duiker: ‘Kortom, de ingrediënten zijn er, maar nu moeten we ze allemaal op een goede manier samenbrengen. Dat is het punt waar we ons nu bevinden.'
Ruijs: ‘Overigens betekent dit niet dat bedrijven niets doen om hun druk op biodiversiteit te verminderen. Een van de problemen is dat het begrip ‘natuur’, zoals de N in TNFD, ver bij de mensen weg staat. Biodiversiteit is een black box: wat is het nou eigenlijk en hoe zie je je impact erop? Door zich daarentegen te richten op de veroorzakers van biodiversiteitsverandering – op klimaatverandering, op overexploitatie, op watergebruik, op plasticvervuiling – kunnen bedrijven op een hele directe manier zien wat ze kunnen doen en wat hun impact daarop is. Als je alle inspanning ziet op die gebieden: die is enorm, maar het valt doorgaans niet onder de noemer ‘biodiversiteit’. Kortom, we doen veel meer tegen biodiversiteitsverlies dan we zeggen, maar noemen het anders. De vraag is of dat erg is.’
Hoe kunnen we biodiversiteit meten en benchmarken?
Ruijs: ‘We zouden voor biodiversiteit naar één enkele benchmark of één specifiek cijfer kunnen gaan gebruiken, zoals CO2 bij klimaat. Ik vraag me alleen af of dat voldoende hulp biedt aan bedrijven om daadwerkelijk actie te ondernemen. Voor een bedrijf is het veel beter dat ze weten hoeveel water ze gebruiken als ze zich in een gebied met waterschaarste bevinden, of hoeveel ze vervuilen, of hoeveel de bodemvruchtbaarheid afneemt. Dat zijn relevante zaken. De grootte van een overkoepelende biodiversiteitsbenchmark is veel minder relevant voor hen. Voor ons als belegger is het interessant ja, omdat we dat dan aan onze klanten kunnen laten zien. Maar om er actie op te ondernemen, is het minder relevant, denk ik.’
Poujade: ‘Er is een hoop data en er zijn al veel tools. Het probleem is hoe je die allemaal koppelt aan bruikbare informatie voor de besluitvorming. Dus voor een bedrijf om zijn praktijken te veranderen, voor een belegger om over te stappen naar een biodiversiteitvriendelijker bedrijf in vergelijking met een ander, enzovoort. Er is dus geen gebrek aan data, maar een gebrek aan bruikbare data en informatie. Met name over de oceaan. Daar is een enorme onderinvestering geweest van dataproviders.’
Duiker: ‘Het is inderdaad makkelijk om cijfers te pakken en aan het rekenen te slaan, maar dat is niet altijd relevant. We nemen te makkelijk aan dat alles te kwantificeren is of moet zijn. Maar kwalitatieve informatie is ook prima te managen. Alleen anders, dat is iets waar we aan moeten wennen. Dat begint overigens bij het bepalen van wat belangrijk is, de normen, een morele opinie. Aan de andere kant is ons financiële denkkader als zodanig ook gebaseerd op een sociale constructie, dus zoveel anders is het allemaal niet.'
Wortmann: ‘We horen vaak dat de natuur niet meetbaar is en dat de data niet goed is. Maar van de natuur kunnen we alles weten, want als je ons of andere experts een heel specifieke vraag stelt, bijvoorbeeld over de staat van een soort of van een lokaal ecosysteem, dan kunnen we je dat heel gedetailleerd vertellen. Dus er is veel data, het is alleen niet beschikbaar voor directe invoer in het financiële model. Die waargenomen datakloof is te overbruggen door allianties met andere experts, met kennisinstellingen, universiteiten, enzovoort.’
Ik denk dat er grote kansen liggen daar waar klimaatverandering en biodiversiteit overlappen.
Van der Werf: ‘Wij ontwikkelen een zogenaamd biodiversiteitsverkeerslicht, waarvoor we samenwerken met experts in het WNF-netwerk, om de transitie naar meer verbetering in de aanpak ten aanzien van biodiversiteit op sectorniveau te definiëren. Dat maakt inzichtelijk hoe een bedrijf presteert op biodiversiteitsmaatstaven, dus bedrijven die in het rood scoren, en dan via oranje naar lichtgroen. Daarbij is er dan ook nog donkergroen, voor oplossingenaanbieders, maar die zijn momenteel nog erg schaars in het biodiversiteitssegment. De meeste bedrijven zitten nog in een transitiespectrum, en binnen dat gebied willen we met ons onderzoek onze beleggingsteams ook verder opleiden, zodat ze portefeuilles binnen zo’n transitiespectrum kunnen optimaliseren. Die verkeerslichten kunnen ze dan aan klanten laten zien, zodat ze beslissingen kunnen gaan nemen in de trend van ‘we willen geen bedrijven meer die in het rood scoren.'
Hoe kunnen we het thema biodiversiteit (beter) implementeren?
Van der Werf: ‘Daar hebben wij dat benchmarkverkeerslicht voor ontwikkeld. We willen dan dat je bijvoorbeeld van rood naar oranje gaat. Dat betekent niet dat als je in oranje zit, je het hebt opgelost, maar je hebt in ieder geval een aantal van je oorzaken van biodiversiteitsverlies verminderd. Het helpt bij het engagen, omdat we het daarmee aan bedrijven kunnen uitleggen. De volgende stap is dat bedrijven zichzelf ermee kunnen gaan benchmarken en zo kijken welke praktijken ze kunnen implementeren om te verbeteren. Op die manier kan dan langzaam kapitaal verschuiven naar bedrijven die het beter doen.'
Poujade: ‘Je moet kijken hoe je het beste gebruik kan maken van je eigen bestaande beleid en niet gaan wachten op nieuwe regels of overheidsbeleid. Beleggers en bedrijven hebben uiteraard al een eigen beleid. Soms omvat dat biodiversiteit nog onvoldoende, maar dan nog kan je het bestaande beleid gebruiken voor ambitieuze biodiversiteitsdoelstellingen. En dat moet je niet alleen willen doen: niemand kan in zijn eentje de strijd tegen biodiversiteitsverlies winnen. Dus moet er heel veel worden samengewerkt. Wij doen dat door lokale hulp te vragen en bijvoorbeeld samen te werken met wetenschappers voor kennis en metingen ter plekke.'
Duiker: ‘Hier is het raakvlak tussen private markten en overheden interessant. Veel institutioneel kapitaal is belegd in staatsobligaties. Daar raken private en publieke belangen elkaar en daar kan je dus echt werken aan verandering op systeemniveau. Beleggers kunnen bijvoorbeeld overheden aanzetten om zich te houden aan internationale afspraken en misschien wel ambitieuzer te zijn in hoe ze het publieke belang besturen met betrekking tot biodiversiteit. Een andere manier waarop de private sector invloed kan uitoefenen op de publieke sector is met lobbyen. Veel bedrijven zeggen dat biodiversiteit ‘uiteraard’ heel belangrijk is en prioriteit heeft, maar dan blijkt dat het lobbyen plaatsvindt aan de andere kant. Dus beide actoren ontmoeten elkaar op dit raakvlak, maar zitten vaak totaal niet op één lijn. Institutionele beleggers kunnen proberen om de twee dichter bij elkaar te krijgen.’
We nemen te makkelijk aan dat alles te kwantificeren is of moet zijn. Maar kwalitatieve informatie is ook prima te managen.
Visser: ‘Het belang van externe en specifieke expertise is al genoemd. Want vooral als het aankomt op delicate kwesties die er echt toe doen, bijvoorbeeld duurzame aquacultuur, dan zie je vaak per situatie of locatie een heel andere discussie met een heel andere set negatieve externaliteiten die daaraan verbonden zijn. Daarom hebben ook wij een extern wetenschappelijk adviescomité opgericht waar we een beroep op kunnen doen. Wat wij als vermogensbeheerders moeten doen, is diezelfde dienst aanbieden aan emittenten. Als ze bijvoorbeeld een blue bond willen uitgeven en zorgen hebben over de rapportage, dan moeten we die discussie met die externe specialisten actief toestaan en faciliteren, zodat we die discussie later niet meer hoeven te voeren. Dat is trouwens nog belangrijker in opkomende markten. Kortom, je moet met de emittenten in gesprek gaan.'
Ruijs: ‘Een van de onderwerpen waar we ons ook meer op moeten richten, is hoe we met de toeleveringsketen omgaan. Wijzelf beleggen bijvoorbeeld voornamelijk in beursgenoteerde bedrijven. Die hebben een enorme impact, maar het grootste deel van alle impact gaat via de toeleveringsketen. In de landbouw zijn dat vooral niet-beursgenoteerde bedrijven. Die zijn voor ons een black box, we kunnen ze alleen maar beïnvloeden via de bedrijven waarin wij beleggen.'
Scholte: ‘De IFRS zou af moeten stappen van de enkele materialiteitsdefinitie van de ISSB en die verbreden naar de dubbele materialiteitsdefinitie die de EUcommissie heeft ingebed in de CSRD. Dat zou het leidende principe moeten zijn, zodat het wordt overgenomen door de GAAP en door de Aziatische markten. Dat kan er echt voor zorgen dat bedrijven en kapitaalmarkten alle stakeholders erbij moeten betrekken en niet alleen de aandeelhouders.’
Wortmann: ‘Als natuurbeschermingsorganisatie hebben we geleerd dat de enige manier om aan effectief natuurbehoud te doen, is door de lokale gemeenschap erbij te betrekken. Die is het best in het behouden en herstellen van de natuur. Wat we ook zien, is dat daar waar er exploitatie van de natuur plaatsvindt, er ook exploitatie van mensen is. Die twee dingen gaan vaak hand in hand. Dus als je risicoanalyses doet, dan zullen die hotspots overlappen. Dat laat ook zien dat het onmogelijk is om die twee ESG-onderwerpen los van elkaar te zien, vooral vanuit een actiepuntperspectief.'
Biodiversiteit is een black box: wat is het nou eigenlijk en hoe zie je je impact erop?
Kunnen biodiversiteit en andere ESG-factoren op één lijn worden gebracht?
Duiker: ‘Inderdaad, hoe kunnen beleggers die vele miljarden beleggen anders rekening houden met de S van ESG? Wij hebben gewerkt aan een benchmark voor mensenrechten van bedrijven: de Corporate Human Rights Benchmark. Deze benchmark analyseert hoe grote bedrijven omgaan met kwesties zoals leefbaar loon, zorg voor de lokale bevolking, vrijheid van vereniging, kinderarbeid, enzovoort. Dan gaat het om hoe deze bedrijven dat in hun beleid meenemen en of ze er daadwerkelijk naar handelen, ook in hun waardeketen. Die benchmark is gebaseerd op een groot aantal internationale richtlijnen en standaarden op het gebied van mensenrechten. Beleggers kunnen die informatie dan weer gebruiken voor hun selectie- en engagementactiviteiten. Een aantal onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het omgaan met de rechten van inheemse volkeren, is vaak gerelateerd aan onderwerpen die ook met biodiversiteit te maken hebben. Denk bijvoorbeeld aan mijnbouw, waarvoor zowel oerbossen als inheemse bevolking plaats moeten maken.’
Van der Werf: ‘Dit soort benchmarks en raamwerken voor duurzame ontwikkelingsdoelen stellen beleggers echt in staat kapitaal te alloceren naar bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkelingsdoelen, waarvan SDGs 12, 14 en 15 een specifiekere focus hebben op biodiversiteit. Ik geloof er echt in dat we beleggers de goede kant op kunnen laten bewegen, terwijl ze blijven opereren binnen het huidige economische systeem, met hun fiduciaire plicht, vaak strikt gereguleerd, en ook hun beleggingsallocatie blijven optimaliseren. Je kan dan kijken naar alleen de sociale aspecten, naar de biodiversiteit, naar het klimaat, maar je kan het ook holistisch samenvoegen. Dat zijn dan misschien niet de pure oplossingsaanbieders, want daar zijn er maar weinig van binnen het beursgenoteerde beleggingssegment, maar het helpt je om de juiste koers voor investeringen te bepalen. Er zijn veel positieve voorbeelden waar zowel overheden als bedrijven hun strategieën en hun kapitaal op richten. Want uiteindelijk worden zowel bedrijven als overheden geleid door het willen behouden van hun organisaties of samenlevingen op de lange termijn.'
Poujade: ‘De ideale situatie is een win-win-belegging, die goed is voor het klimaat, goed is voor de biodiversiteit, en ook sociaal goed is. Daar zijn wel wat recente voorbeelden van. Maar de realiteit is dat beleggers helemaal niet zo makkelijk tussen al die thema’s kunnen navigeren. Zo is het heel mooi om lokale inwoners te betrekken bij het opstellen van raamwerken, maar het is best moeilijk om dan iedereen ook echt mee te krijgen. Vanuit de ivoren toren van Parijs is het makkelijk om te stellen dat dit of dat niet meer mag, maar wat doe je met de lokale bevolking die van visserij leeft als je de oceaan beschermd verklaart? En ontbossing monitoren met satellieten klinkt heel mooi, maar waar is dan de incentive voor de grote producenten daar om de kleine boeren erbij te blijven betrekken? Dus in de praktijk is het helemaal niet zo eenvoudig om de S te koppelen aan biodiversiteit.’
Je moet kijken hoe je het beste gebruik kan maken van je eigen bestaande beleid en niet gaan wachten op nieuwe regels of overheidsbeleid.
Scholte: ‘Zelfs hier in Nederland zijn er goede voorbeelden van hoe moeilijk dat is, hoe het niet zou moeten. Zo is in Natura 2000 heel mooi van alles gedefinieerd, alleen is vergeten de mensen erin op te nemen die er daadwerkelijk voor moeten zorgen dat die natuur wordt beschermd, in evenwicht met hun industriële landbouw. Uiteindelijk moeten we een normatieve visie hebben op hoe de economie en de biodiversiteit in evenwicht kunnen zijn en wat we nodig hebben om ervoor te zorgen dat deze visie wordt gedragen door iedereen. Dat is erg complex. Kijk alleen maar naar hoe bedreigd veel Europese landbouwers zich voelen door al die veranderingen.’
Visser: ‘Daar kan finance een belangrijke rol spelen. Bijvoorbeeld om de transitie naar regeneratieve landbouw te faciliteren voor de agrarische sector. Zo kost het een landbouwer twee tot vijf jaar om het financiële verlies van de overstap van huidige landbouw naar regeneratieve landbouw goed te maken. Zulke aspecten moeten banken en financiers niet uit het oog verliezen.'
Wortmann: ‘Waar het op neerkomt, is dat al die regelingen, benchmarks en goede bedoelingen uiteindelijk resulteren in een actieplan: met een goed raamwerk en een geloofwaardig transitieplan. En of dat nou om het klimaat of de biodiversiteit gaat, of een sociaal plan is: dat gaat heel belangrijk worden. En daar moeten we bij betrokken zijn, niet alleen als bedrijfsleven, maar ook als financiële sector en beleggers.’
IN HET KORT Biodiversiteitsrisico’s zullen zich op de lange termijn vertalen in financiële risico’s. De aandacht voor biodiversiteit neemt toe, maar blijft nog achter bij andere ESG-onderwerpen. Biodiversiteit omvat een breed palet aan problemen. Eén overkoepelende benchmark is dan ook niet effectief. Om biodiversiteitsbeleid beter te kunnen implementeren, is het belangrijk om een pro-actief beleid te voeren, aan engangement te doen en voldoende expertise in huis te hebben. Er moet een breedgedragen normatieve visie komen op hoe economie en biodiversiteit met elkaar in evenwicht kunnen zijn. |