Harry Geels: De democratie brokkelt verder af
Harry Geels: De democratie brokkelt verder af
Door Harry Geels
Volgens de laatste gegevens van de EIU is de gemiddelde score voor de staat van de democratie in de wereld verder gedaald van 5,37 naar 5,28. Er zijn nog maar 21 ‘full democracies’ in de wereld. En dit zijn nog optimistische scores. In Europa wordt bijvoorbeeld steeds meer soevereiniteit overgedragen aan Europese en wereldwijde organisaties.
Volgens de Economist Intelligence Unit (EIU), onderdeel van The Economist Group, staat de gezondheid van de democratie in de wereld op het laagste niveau sinds 2006, het jaar dat de index van de EIU van start ging. Een van de redenen zouden volgens het onafhankelijke researchinstituut de tijdens de pandemie genomen COVID-19-maatregelen zijn, waarbij ‘een balans moest worden gezocht tussen de nationale gezondheid en de persoonlijke vrijheid’.
De gemiddelde score voor de staat van de democratie in de wereld daalde afgelopen jaar van 5,37 naar 5,28, wat de grootste teruggang sinds 2010 betekende. Nog maar 46% van de mensen leeft in een democratie van ‘enige soort’. De landen met de slechtste democratische gezondheid, of eigenlijk helemaal geen democratie, zijn achtereenvolgens Afghanistan, Myanmar, Noord-Korea, Congo en Syrië. De top bestaat uit: Noorwegen, Nieuw-Zeeland, Finland, Zweden en IJsland. Oekraïne is het afgelopen jaar afgezakt naar een ‘hybrid regime’. De berekening daarvan vond nog plaats voor de inval door Rusland.
Figuur 1: De staat van de democratie in de wereld
Bron: Visual Capitalist, 13 mei 2022
Nederland op 8ste plaats
Nederland staat volgens de EIU op de 8ste plaats. Naast de bovengenoemde top 5 doen ook Australië en Ierland het beter dan ons land. Op iedere berekeningsmethodiek valt natuurlijk het nodige af te dingen, maar de uitkomsten leveren hier wat betreft ranking geen bijzonderheden op. Toch is er reden om aan te nemen dat de EIU voor veel ‘full democracies’ een te optimistische uitslag geeft, omdat er de laatste decennia steeds meer soevereiniteitsoverdracht heeft plaatsgevonden naar instanties waarop lokale burgers steeds minder directe democratische invloed kunnen uitoefenen.
Dubieuze introductie euro
Een van de grootste soevereiniteitsoverdrachten van de laatste vijfentwintig jaar vond in Nederland plaats bij de introductie van de euro. We hebben daarbij het beleid wat betreft de koopkracht van de munt en de hoogte van de rente uit handen gegeven. Zoals hier betoogd, heeft Nederland de relatief hoge inflatie van dit moment mede te danken aan een falend eurosysteem.
Over de euro hebben we in Nederland nooit middels een referendum mogen stemmen. Landen die dat wel deden (Denemarken, Noorwegen en Zweden) hebben tegen de introductie van de euro gestemd, waarbij, opvallend genoeg, de Scandinavische vrouwen op grotere schaal tegen de euro stemden dan de mannen.
Het bijzondere is ook dat Nederland na een heftig debat in de Tweede Kamer met de euro akkoord ging, terwijl een aantal aan de euro deelnemende landen niet voldeed aan de criteria (bijvoorbeeld Italië), de eurozone überhaupt nog geen ‘optimal currency area’ was, Minister van Financiën Gerrit Zalm een zeer dubieuze onderbouwing gaf over de ‘juiste’ omwisselingskoers (van gulden naar euro) en er in de Eerste Kamer geen debat plaatsvond over invoering. De nieuwe eurowet werd slechts met een hamerstuk door de ‘Chambre de Reflection’ goedgekeurd.
Het voert te ver om alle soevereiniteitsoverdrachten hier te behandelen. Door de introductie van het ESM (European Stability Mechanism) zijn we bijvoorbeeld ook weer een stukje minder baas in eigen huis geworden. Hetzelfde kan gezegd worden bij de introductie van COVID-19-bonds (feitelijk eurobonds).
Het punt is dat veel van dit soort ‘afspraken’ meestal niet in de verkiezingsprogramma’s hebben gestaan en als dat wél zo was, zoals eurobonds (deze zouden volgens het verkiezingsprogramma van onder andere de VVD en het regeerakkoord van 2017 nooit ingevoerd worden), werden ze toch geïmplementeerd, zogenaamd om de COVID-19-crisis te bestrijden.
Vier ‘democratische’ complicaties
Meer in het algemeen zijn er nog vier complicaties als het om de gezondheid van de democratie gaat:
1: Internationale verdragen betekenen samenwerking met minder democratische landen (vanuit het perspectief van Nederland). Binnen de EU zijn de meeste landen bijvoorbeeld (beduidend) minder democratisch dan Nederland. Het is aannemelijk dat als je internationaal gaat opereren, de gemiddelde ‘democratische mores’ gaat gelden. De EU-integratie ondervindt aanzienlijke complicaties van minder democratische landen in het zuiden en het oosten van Europa.
2. Echte democratieën zijn er ook niet meer voor iedereen. Russen, Arabieren en Chinezen parkeerden vooral hun geld hier omdat ze zich beschermd voelden door de democratie. Nu blijkt dat de democratie en de rechtsstaat niet voor deze groepen gelden, zijn democratieën ook vanuit internationaal perspectief minder populair.
3: Diverse internationale organisaties schalen langzaam hun mandaten op. Kijk bijvoorbeeld naar de ECB, die als hoofdmandaat de stabiliteit van de euro heeft. Zonder dat we daar enige stem in hebben gehad, fungeren centrale bankiers bijvoorbeeld nu ook als pinautomaat van verkwistende overheden, proberen ze de financiële markten te ondersteunen, houden ze zich met klimaat bezig en voeren ze middels inflatiebeleid inkomensbeleid.
4: In de meeste landen vervaagt de scheiding der machten. Zoals ook hier betoogd, is de scheiding der machten aan het afbrokkelen. Een goede scheiding der machten is echter belangrijk voor een goed werkende democratie. Vooral de steeds groter wordende invloed van de grote bedrijven via het lobbycircuit en van toezichthouders en internationale organisaties baart zorgen.
Democratie werkt ook niet altijd
Nu moet worden gezegd dat democratie soms ook niet werkt. Op het voetbalveld kan de scheidsrechter ook niet bij iedere beslissing ruggespraak houden met alle 22 spelers. En kan de Nederlandse huizenmarkt uit het slop worden gehaald als bestaande huizenbezitters en gemeenten andere (democratisch geborgde) belangen hebben? Hetzelfde geldt voor de klimaattransitie. Kunnen we die aan de markt en de kiezers overlaten, wetende dat ze vooral door de eigen portemonnee worden gedreven?
Niet iedereen doet moeilijk over de afbrokkelende democratie
Er bestaat eigenlijk een spectrum. Aan het ene uiterste vinden we landen die volledig op zichzelf opereren, aan de andere kant wordt bijna alles bepaald door internationale organisaties zoals de EU, de ECB, het IMF, de WHO, zonder dat we daar, zoals gezegd, directe invloed op kunnen uitoefenen, laat staan de bestuurders van deze organisaties kunnen kiezen.
In het eerste geval ontstaat het gevaar van autocratische, in zichzelf gekeerde staten. In het laatste geval van een internationale elite die steeds bepalender wordt, waardoor mensen zich op lokaal niveau steeds minder begrepen voelen en in het kielzog daarvan meer polarisatie en complottheorieën ontstaan.
Uit onderzoek van onder andere Pew Research blijkt dat in de VS die polarisatie steeds verder toeneemt. De laatste twintig jaar is bijvoorbeeld het vertrouwen en geloof in instituties zoals de staat, de IRS, de FBI en de CIA onder de Republikeinen enorm afgenomen, terwijl dit bij Democraten juist niet het geval is. Gelukkig beseft de EU dat er problemen zijn met de democratie in de EU en wil zij daar het nodige aan gaan doen. Maar als de VS ons voorland zijn, moeten we daar niet al te veel van de verwachten.
Internationale samenwerking: alleen als het voordelig is
Er zijn veel problemen die op wereldschaal spelen. Denk aan het klimaat, misdaad en fiscale belastingontwijking en -ontduiking. De grote vraag is echter of deze problemen middels een federatie van staten moeten worden opgelost of juist eerder door goede afspraken tussen soevereine staten. De NAVO is een mooi voorbeeld van het laatste, mits we ons natuurlijk aan de regels van het NAVO-verdrag houden. Moeten we dan een Europees leger willen hebben? Ook de Europese Interne Markt is een mooi voorbeeld van een voordelig handelsverbond.
De stelregel zou moeten zijn dat soevereiniteitsoverdracht tot een minimum moet worden beperkt. Deze vindt alleen plaats als het niet anders kan én de voordelen de nadelen ervan aantoonbaar overtreffen. Als je deze stelregel hanteert, had bijvoorbeeld de euro er helemaal niet hoeven komen. De munt was sowieso een politieke en geen economische afspraak tussen Frankrijk en Duitsland (‘De Duitsers de eenwording, de Fransen de euro’). Nederland had dan niet gevangen gezeten in de kostbare weeffouten van het eurosysteem (‘one size does not fit all’).
PS: Er is redelijk veel wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat landen met een goede democratie hogere risicogecorrigeerde aandelenrendementen hebben.
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels