Harry Geels: Hoe het kapitalisme werd uitgerangeerd
Harry Geels: Hoe het kapitalisme werd uitgerangeerd
Door Harry Geels
Velen beschuldigen het kapitalisme van de huidige problemen in de maatschappij. Laten we daarom eerst de term kapitalisme definiëren om ons vervolgens af te vragen of het nog bestaat. De conclusie luidt dan ‘nee’. De autoriteiten hebben het zo goed als volledig kaltgestellt. Een overzicht van het overvloedige bewijs daarvoor.
Mijn column Kapitalisme bestaat niet meer van 23 augustus 2022 heeft tot veel discussie geleid en dat was goed, want door een open uitwisseling van standpunten komen we verder. Even afgezien van de overeenstemming van velen met de inhoud waren er ook twee discussiepunten. Ten eerste prikkelde de benaming voor het huidige systeem, ‘corporate socialism’, nogal. Ten tweede was voor sommigen de definitie van kapitalisme niet duidelijk. Als je dat niet van te voren goed definieert, kan je het ook niet als afgeschaft beschouwen.
Het eerste punt van de benaming is uitgebreid aan de orde gekomen in de column Op zoek naar een ethisch en democratisch kapitalisme, waarin ook een pleidooi werd gedaan voor een nieuwe vorm van kapitalisme. Dit keer wordt bij het tweede punt, de definitiekwestie, stilgestaan. Hoe zouden we het kapitalisme het beste kunnen omschrijven? En bestaat het nog? Mijn stelling is dat het al grotendeels is afgebroken door de centrale banken, overheden en toezichthouders. Er is daarvoor aardig wat bewijs. Maar eerst de definitie.
Definitie kapitalisme
Om meteen met de deur in huis te vallen: er is geen eenduidige definitie van kapitalisme. Toen acteur Robert De Niro ooit gevraagd werd een hotel te definiëren, zei hij ‘a place to stay at’, waarmee maar gezegd is dat iedereen zo zijn eigen definities geeft. Maar laten we niet te filosofisch worden en voor nu Wikipedia, de meest gebruikte online encyclopedie ter wereld, als leidraad nemen. Onderstaand de definitie, met wat persoonlijke aanvullingen tussen [..].
‘Het kapitalisme is een economisch systeem dat is gebaseerd op investeringen van geld in de verwachting winst te maken. De productiemiddelen zijn meestal in privaat eigendom van particuliere ondernemers die daarbij veelal gebruikmaken van loonarbeid [en natuurlijke hulpbronnen] om meerwaarde te creëren. Zij genieten daarbij een grote mate van juridische vrijheid om over deze middelen te beschikken, de vrije ondernemingsgewijze productie. Deze vrijheid betekent ook dat er sprake is van concurrentie, wat maakt dat ondernemers er belang bij hebben om de efficiëntie van hun onderneming te vergroten. Daarom zal de kapitaalbezitter de winst niet volledig consumeren, maar herinvesteren om competitief te blijven […].
Deze hier gegeven principes beschrijven een ideaaltype van de kapitalistische economie, die in verschillende historische omstandigheden verschillende vormen heeft aangenomen. Gemengde economieën [als voorbeeld van een vorm van kapitalisme] kennen een grotere rol toe aan de staat dan een ‘zuiver’ kapitalisme, hetzij om de economische efficiëntie te vergroten [door het tegengaan van monopolies en oligopolies], hetzij om de werknemers te laten delen in de winst [hetzij om de beprijzing van producten of diensten aan te passen als deze aantoonbaar de gezondheid van de mens of aarde aantast, bijvoorbeeld middels accijnzen of milieutoeslagen.]’
De rol van de overheid
Er liggen een aantal kernbegrippen besloten in deze definitie van kapitalisme: investeringen van geld (met de verwachting winst te maken), privaat eigendom, meerwaarde creëren, juridische vrijheid, concurrentie en efficiëntie. In de meeste zuivere vorm van kapitalisme is de overheid er alleen om deze zaken te garanderen, bijvoorbeeld door er voor te zorgen dat eigendom veilig is en dat prijsvorming (op de reële en financiële markten) efficiënt verloopt.
Het kan natuurlijk zijn dat er endogeen (er ontstaat bijvoorbeeld een te machtig bedrijf) of exogeen (bijvoorbeeld door een natuurramp of oorlog) iets mis gaat in het systeem. In dergelijke gevallen kan de overheid bijspringen of ingrijpen.
De overheid is dan eigenlijk een arts die het kapitalisme, als deze af en toe een patiënt wordt, met bijvoorbeeld een pijntje of een zware ziekte, moet beschermen of genezen. Daarbij opereert de arts als vanzelfsprekend onafhankelijk (dus niet beïnvloed door de ‘farmaceutische’ industrie) en hanteert zij het principe dat het lichaam, het systeem, zoveel mogelijk zichzelf moet genezen. Welnu, dit principe wordt in het geheel niet meer gehuldigd. De patiënt is zoveel geopereerd en geïnjecteerd dat er weinig meer van over is.
De ingrepen of verstoringen in het systeem vallen in drie blokken uiteen.
Verstoringen door centrale banken
Van vrije, efficiënte prijsvorming is allang geen sprake meer. Op de financiële markten grijpen bijvoorbeeld de centrale banken regelmatig in tijdens crises. Er bestaat zelfs een Plunge Protection Team. De ene centrale bank doet dat wat anders dan de andere. De Bank of Japan heeft ondertussen meer dan de helft van de Japanse overheidsschulden op de balans staan en heeft ook aardig wat vastgoed- en aandelen-ETFs gekocht.
De ECB weet met haar TPI zogenaamd ‘precies’ wanneer ze moet ingrijpen als de rentemarkten niet meer zouden functioneren, waarbij zij dan zonder duidelijke criteria en zonder acht te slaan op de ‘fair value’ staatsobligaties mag opkopen van de ‘getroffen’ landen uit de eurozone. En de Fed werkt bij crises regelmatig samen met grote zakenbanken en vermogensbeheerders. Nu kunnen we zeggen: goed toch dat er ingegrepen wordt? Maar we moeten niet vergeten dat dit met een grote prijs komt. De vrije prijsvorming wordt gefrustreerd en de liquiditeit verminderd, wat weer tot minder efficiënte prijsvorming leidt.
Het op grote schaal opkopen van staatsleningen van de afgelopen jaren leidt nu, door de sterk gestegen rente, tot groot verlies bij de centrale banken, een verlies dat uiteindelijk betaald wordt door alle belastingbetalers. De boodschap is dat geen enkele actie zonder gevolgen is. Bij opkoopprogramma’s is een sprake van een ‘wealth transfer’ van belastingbetaler naar beleggers.
Door verder de rente extreem laag (of zelfs een tijd lang negatief) te houden, worden mensen aangezet tot risico’s nemen, wat weer leidt tot problemen als moral hazard en het uitblijven van herstructureringen. Italië gaat zijn economie niet herstructureren als de rente erg laag blijft. Bedrijven die eigenlijk geen bestaansrecht meer hebben, houden door erg lage rente werknemers vast die in andere nieuwe innovatieve sectoren aan de slag zouden moeten.
Lees ook dit veelzeggende verhaal van ZeroHedge over hoe de technologiesector jarenlang te veel mensen aannam en nutteloze investeringen deed doordat de rente veel te laag werd gehouden. Zomaar een quote uit het artikel: ‘The now rising interest rate will help clear out more than a decade of malinvestments and bubbles propping up top heavy and inefficient companies that could never survive without the artificially cheap credit provided by asset purchases and ultra-low-interest rate policy at the central bank.’
Verstoringen door de overheid
We lijken tegenwoordig te leven in een ‘bailout economy’. Iedereen wil bij het minste of geringste fiscaal ondersteund worden. Maar boontje komt toch om zijn loontje. Te veel fiscaal stimuleren leidt tot inflatie die de koopkracht weer aantast, waardoor we weer moeten worden gered, et cetera. Prijsplafonds verstoren verder de efficiënte prijsvorming.
Er is bovendien een innige samenwerking tussen overheid en grote bedrijven middels een lobbycratie, waarbij de grote bedrijven zich allerlei privileges hebben bedongen ten nadele van de kleine ondernemers. Er is helaas geen strikte scheiding der machten meer. Er vinden sinds de kredietcrisis zelfs onteigeningen plaats. Dit zijn overigens allemaal kenmerken van het Corporate Socialism.
Verstoringen door toezichthouders
Om de opsomming van inefficiënte ingrepen niet al te lang te maken, volstaan we wat betreft de toezichthouders met twee opmerkingen. Er is de laatste decennia een veel te slap anti-mededingingsbeleid gevoerd, waardoor er veel grote en machtige bedrijven zijn ontstaan, met als gevolg: ‘too big to fail’, het aanmoedigen van moral hazard en voor de consument kostbare oligopolies in veel sectoren. Ten tweede is er tegenwoordig zoveel regulering en toezicht dat kleine bedrijven aan de bureaucratie ten onder gaan. We zijn van ‘too big to fail’ ook vervallen in ‘too small to comply’. Dit komt onder andere de innovatie in de economie niet ten goede.
Tot slot
Het systeem dat na alle ingrepen is overgebleven laat zich, zoals gezegd, het beste omschrijven als corporate socialism, waarin overheden, centrale banken en grote bedrijven (alsmede ook een aantal supranationale organisaties) bepalen wat er gebeurt. Als het kapitalisme nog bestaat, dan is het alleen nog aan de onderkant van de maatschappij, waarin de ‘gewone man’ is overgeleverd aan een keiharde arbeidsconcurrentie op wereldniveau zonder dat hij zich overigens nog democratisch gehoord voelt. Een aanzet tot een oplossing staat verwoord in de eerder genoemde column Op zoek naar een ethisch en democratisch kapitalisme.
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels