Harry Geels: Het politiek-filosofische dilemma van oligopolies
Harry Geels: Het politiek-filosofische dilemma van oligopolies
Door Harry Geels
Er vindt de laatste tijd discussie plaats over de macht van de Amerikaanse Big Tech-bedrijven (Apple, Google, Meta, Microsoft), alsmede over diverse sectoren die zijn uitgegroeid tot oligopolies (zoals Energy, Food, Banking). Maatschappelijk gezien kennen oligopolies voor- en nadelen. Per saldo lijken ze ongewenst.
Door de snelle opkomst van AI, alsmede de enorm goede beursprestaties van de Magnificent Seven, staat ineens de marktmacht van de grootste technologiebedrijven ter wereld weer vol op de agenda. Apple en Microsoft zijn nu groter dan de 225 grootste Japanse bedrijven (zie Figuur 1). In het recent gepubliceerde Global Risks Report 2024 van het WEF staat specifiek over AI: ‘If monopoly- or oligopoly-led profit maximization is the primary objective of AI deployment over the next decade, the consequences for applications across healthcare, education, military, legal and financial sectors will be vast.’
Figuur 1
Bedrijven worden, zeker naarmate ze meer AI gaan gebruiken, sterk afhankelijk van enkele grote bedrijven. Maar ook consumenten krijgen te maken met steeds grotere bedrijven. Soms denken consumenten dat ze nog keuze hebben, maar dat is vaak slechts een illusie. Achter de verschillende ‘merken’ zit nog maar een handjevol grote corporates. Mededingingsautoriteiten hebben dit blijkbaar niet als probleem gezien, anders waren de oligopolies niet ontstaan. Maar waarom dan die zwakke mededingingsregels? Laten we vanuit een politiek-filosofisch perspectief eens de voor- en nadelen van oligopolies op een rijtje zetten.
Maatschappelijke voordelen
Laten we beginnen met de voordelen van megacorporates. Althans, zoals we die geregeld horen. Ten eerste creëren we met oligopolies stabiele bedrijfstakken. Het geeft in die zin stabiliteit dat de betreffende corporates zó groot worden en zoveel winst kunnen maken, dat ze (bijna) niet failliet kunnen gaan. En mocht dat toch een keer dreigen te gebeuren (zoals bij de kredietcrisis en de coronacrisis), dan moeten ze worden gered onder het mom van ‘too big to fail’. Dit geldt al langere tijd voor de systeembanken, maar kan nu ook doorgetrokken worden naar andere bedrijfstakken. De ermee samenhangende werkgelegenheid is van té groot belang.
Een ander argument pro oligopolies is dat ze door hun marktmacht extra mogelijkheden krijgen om betere producten te maken. Denk aan alle gebruikers van Microsoft die bugs in de software melden. En voor Google geldt: hoe beter klanten zoeken, hoe beter zoekalgoritmen gaan werken. Online adverteerders kunnen nu bij twee bedrijven terecht die samen een groot deel van de markt in handen hebben. Booking kan door zijn ‘size’ bij accommodaties grote kortingen bedingen. Het potentieel ervan (ten koste van die van de accommodaties) kan Booking doorgeven aan de consumenten en de aandeelhouders (beide blij).
Maatschappelijke nadelen
De lijst van nadelen van oligopolies is echter langer. Ten eerste wordt innovatie tegengewerkt omdat er grote toetredingsdrempels worden opgeworpen. De innovaties die nog wel doorbreken en potentieel disruptief zijn, worden gewoon opgekocht door de megacorporates. Een ander nadeel – althans maatschappelijk gezien (de megacorporates en hun beleggers zullen er anders over denken), is dat het zich machtsevenwicht verplaatst van consumenten naar die bedrijven. Toen inflatie zo hard opliep, hadden de grootste bedrijven de meeste ‘pricing power’, zodat ze er een (prijs)schepje bovenop konden doen (graaiflatie).
Een andere vorm van marktmacht zien we nu bij de bankensector. Er wordt te weinig rente geboden, omdat klanten toch beperkt over kunnen stappen. Een derde nadeel betreft de toenemende banden tussen politiek, consultants en grote bedrijven. Er is een corporatocratie ontstaan, waarbij grote bedrijven soms samen met de overheid beleid maken en uitvoeren. Denk aan hoe de grote zakenbanken meehielpen (of politieke druk uitoefenden) bij de bestrijding van de financiële crisis in 2008 en de eurocrisis van 2010. Of hoe de grote farmaceutische bedrijven en de overheden samenwerkten bij de bestrijding van corona.
Ten vierde brengt het fenomeen ‘too big to fail’ allerlei ongewenste effecten, zoals ‘moral hazard’ en ‘wealth transfers’ van belastingbetalers naar bedrijven als ze gered moeten worden. Ten vijfde dreigt er een maatschappelijke tweedeling te ontstaan. Zij die genieten van de mooie arbeidsomstandigheden bij de grote bedrijven en zij die er niet werken. Mede vanwege de grote ontwikkelings- en carrièremogelijkheden die grote bedrijven bieden, trekken zij de ‘beste’ mensen aan. Kleine bedrijven (en de overheid) kunnen dit veel minder bieden.
Tot slot hebben de grote corporates (versus kleinere bedrijven) meer fiscale planningsmacht: daar belasting betalen waar dat het gunstigst is. En productiemacht: daar de productie laten plaatsvinden waar arbeid het goedkoopst is of overheden de meeste incentives of minste regels bieden.
Dystopische wereld
Wellicht is het machtsevenwicht tussen grote en kleine bedrijven, of tussen grote bedrijven en de overheid, nog niet te ver doorgeslagen. Maar er is een onmiskenbare, al decennialang bestaande trend gaande van steeds groter wordende bedrijven. Als dit doorgaat, kan het huidige systeem van de corporatocratie doorgroeien naar een systeem dat voormalig Minister van Financiën van Griekenland tijdens de eurocrisis, Yanis Varoufakis, neo-feodalisme noemt, waarin consumenten (als horigen) maandelijkse vergoedingen betalen aan, of hun gebruik- en verbruiksdata gratis doorgeven ter exploitatie door enkele megacaps per sector (de vorsten en leenheren).
Oplossingen
Het oplossen van het probleem begint bij het benoemen ervan. En er maatschappelijk (democratisch) overeenstemming over bereiken dat het een probleem is. Indien dat bereikt is, moet er gewerkt worden aan een oplossing. Het is ondoenlijk het in een column op te lossen, maar hierbij toch wat schoten voor de boeg: het eventueel opsplitsen van te grote bedrijven (het is eerder gedaan, strengere consumentenbescherming (bijvoorbeeld hard optreden tegen prijsafspraken) en het tegengaan van fiscale ontwijking (bijvoorbeeld door bedrijven (deels) belasting te laten betalen over de omzet in het land waar ze die echt maken).
Verder kunnen overheden bij ‘aantoonbare’ oligopolies (over)winsten van de grote corporates hoger belasten, dus een progressieve belasting op basis van markaandeel (zodanig dat er maatschappelijk niet meer belasting wordt betaald door alle bedrijven). En vooral ook strengere antimededingingsregels. Waarom moest Facebook zo nodig Instagram en Whatsapp overnemen? Ook moeten we onderzoeken of het mogelijk is dat vaste klanten (eenvoudiger) aandeelhouder kunnen worden bij bedrijven waar ze (dagelijks) van ‘afhankelijk’ zijn. Figuur 2 spreekt wat dit betreft (gesimplificeerd) boekdelen.
Figuur 2
Bron: Henrique Centieiro & Bee Lee
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels