Harry Geels: Vijf bijwerkingen van de monetaire cornucopia
Harry Geels: Vijf bijwerkingen van de monetaire cornucopia
Door Harry Geels
Beleggers kregen tijdens de laatste beursdaling, zoals vaker, hoop op nieuwe monetaire ondersteuning. Dat roept de vraag op of we tegenwoordig nog wel zonder monetaire overvloedigheid kunnen. En doorgronden beleggers de gevolgen van het steeds weer inzetten van monetaire overvloedigheid wel voldoende?
Toen de carry trades in yens vorige week voor een deel teruggedraaid werden, stonden de aandelenmarkten ineens in vuur en vlam. Maar een herstel kwam toen beleggers hoop kregen op renteverlagingen van de belangrijkste centrale banken (mede door de belofte van de Bank of Japan dat ze voorlopig de rente niet meer zou verhogen, geschrokken door de reactie op de beurzen). Daar waar sommige beleggers nog enige twijfel hadden of de Amerikaanse rente dit jaar nog zou worden verlaagd, lijken ze nu zelfs uit te gaan van vijf verlagingen, te beginnen in september.
Enig opportunisme is beleggers niet vreemd. Maar wat impliceert die Pavlov-reactie dat elke koersdaling maar opgevangen moet worden door (extra) renteverlagingen? Laten we de gevolgen van een telkens weer ondersteunend monetair beleid eens op een rijtje zetten.
1) Sterk toegenomen financialisering
Ten eerste heeft dat beleid, gekarakteriseerd door een steeds lagere rente, kwantitatieve verruiming en toegenomen liquiditeit, vanaf de jaren tachtig bijgedragen aan de ‘financialisering’ van de wereld. De waarde van financiële assets is nu meer dan vijfmaal groter dan die van de reële economie. Relatief zijn er steeds meer mensen in de financiële wereld gaan werken en investeren, ten koste van de reële economie. Onderzoek toont aan dat dit de innovatie en groei van de economie heeft beperkt.
2) Toename van het gebruik van schuld
Ten tweede faciliteert ruim monetair beleid het maken van schulden. Bijna ieder jaar wordt de schuldenberg (van consumenten, bedrijven en overheden tezamen) groter. Ook het beleggen met geleend geld, bijvoorbeeld met carry trades, is enorm gegroeid. Dat is problematisch omdat het systeem gevoeliger (lees volatieler) wordt als de rente een keer stijgt. Daarnaast is er de ethische vraag: kunnen we toekomstige generaties wel opschepen met de schuldverplichtingen? Tot slot neemt de meeropbrengst (in termen van groei) voor iedere dollar of euro schuld af.
3) Marktefficiëntie wordt aangetast
Een derde gevolg van het monetaire beleid van de laatste jaren is dat de marktefficiëntie (die zorgt voor een juiste en tijdige aanpassing van de koersen op basis van nieuwe informatie) wordt aangetast. Als centrale banken in het kader van kwantitatieve verruiming bepaalde obligaties opkopen, zonder acht te slaan op de fundamenten, worden de prijzen hiervan te hoog opgedreven. Dit kan onder andere leiden tot verkeerde allocatie van kapitaal, een ongezonde ‘search for yield’, en een toename van de schare beleggers (of zelfs spaarders) die risicovol wil beleggen.
4) Toenemende polarisatie
Een vierde gevolg betreft de polarisatie. Als monetair beleid beleggers ondersteunt, dan bevoordeelt dat dus de ‘haves’ (bezitters van beleggingen en huizen) boven de ‘have-nots’. Verder kent het huidige monetaire beleid een inflatiedoelstelling (gemiddeld 2%). Inflatie vergroot de ongelijkheid verder, omdat beleggingen meestal wel een inflatiecompensatie bieden maar de koopkracht van gewone mensen er niet altijd mee in de pas loopt. Door de opgelopen vastgoedprijzen (‘powered by the central banks’) is een huis inmiddels voor velen onbetaalbaar.
5) Vrije marktwerking wordt aangetast
Vanuit maatschappelijk-filosofisch perspectief is het steeds maar weer ingrijpen door de centrale banken problematisch, omdat zowel private als publieke markten ondersteuning of ‘guidance’ (of coördinatie) krijgen van een niet-democratisch gekozen entiteit. De centrale banken hebben een steeds grotere invloed gekregen op de economie, ook via het toezicht op financiële partijen. Specifiek voor beleggers lijken de acties van centrale banken tegenwoordig belangrijker dan andere economische variabelen. De ‘invisible hand’ is vervangen door de ‘monetary hand’.
Uitweg
Voor de duidelijkheid, ik ben geen voorstander van monetaire doping tijdens crises. Ook niet tijdens de laatste ‘unwinding’ van de carry trades. Ten eerste werkt het alleen op korte termijn, terwijl het negatieve langetermijneffecten heeft. Ten tweede omdat we ons niet afhankelijk moeten stellen van een machtig financieel-monetair instituut dat ons beleggers iedere keer maar weer moet redden (en potentieel ook nog eens overheidsbeleid kan doorkruisen).
Overigens heeft een centrale bank potentieel nuttige taken, zoals die van ‘lender of last resort’ voor banken en het aan de economische omstandigheden aanpassen van de (evenwichts)rente en geldhoeveelheid. Is er een uitweg? Helaas op korte termijn niet (al zou het een goed begin zijn als landen zich bijvoorbeeld eens aan het verdrag van Maastricht zouden houden). Overheid (via monetaire financiering) en belegger (via monetaire doping) laven zich graag iedere keer aan de cornucopia, in dit geval de hoorn des monetaire overvloeds.
Op de lange termijn moet nagedacht worden over een ander systeem, waarbij het beleid, waaronder ook de benoeming van bestuurders van centrale banken, wordt herschreven. Het monetaire mandaat zou kleiner en transparanter moeten worden. Wat betreft de beleidsrente zou deze relatief makkelijk met een simpel en objectief algoritme kunnen worden bepaald, waarbij deze eerder wat hoger dan lager zou moeten uitkomen, want dat zorgt voor minder inflatie, minder schulden, meer productiviteit en meer economische groei.
De kernvraag is: waar ligt het primaat, bij de vrije markt of bij de centrale instituten?
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels