Harry Geels: De inflatie van inflatie

Harry Geels: De inflatie van inflatie

Inflatie Italië
Harry Geels

Door Harry Geels

Er bestaan wel twintig vormen van inflatie, waarvan er zo’n veertien betrekking hebben op de prijs. De term ‘inflatie’ lijkt daarmee ook aan inflatie onderhevig. Diverse inflatiebegrippen zijn relatief nieuw en hebben met uiterlijk vertoon te maken. Een poging om orde te scheppen in de chaos.

Als er één thema is dat de laatste paar jaar het financiële nieuws heeft gedomineerd, is het wel inflatie. En terecht, inflatie heeft grote gevolgen voor onze koopkracht. In de geschiedenis hebben vele economen er ook een visie op ontwikkeld. Zo hebben Milton Friedman, Warren Buffett en John Maynard Keynes inflatie een verborgen belasting genoemd. Maar inflatie zelf is als begrip ook aan inflatie onderhevig, omdat het steeds vaker gebruikt wordt voor andere zaken dan geld. Laten we eens tot een ordening proberen te komen, te beginnen met de vele vormen van prijsinflatie.

Prijsinflatie (14 vormen)

De stijging van het algemene prijspeil is de meest bekende en aangehaalde vorm. Logisch, want het gaat direct over koopkracht. Er zijn veel definities van prijsinflatie, samengevat in onderstaande tabel. Grofweg zijn er vier groepen: gebaseerd op de oorzaak, de beweging, de relatie van inflatie tot de economische cyclus, en de wijze van berekening. Zo staat het overigens niet helemaal in de theorieboekjes, het is een eigen indeling. Wat betreft de oorzaak kan de inflatie ontstaan door vraag (demand-pull), gestegen kosten van grondstoffen (cost-push) of door oplopende lonen (built-in).

04072023-Harry Geels-Figuur 1

In dit rijtje zou waarschijnlijk ook de term ‘greedflation’ (graaiflatie), ofwel het sterk verhogen van de prijzen door bedrijven, moeten staan. Maar dat durfde ik niet, omdat Sigrid Kaag recent zei dat ‘graaiflatie een frame is dat je niet zomaar mag gebruiken’ en ik wil ditmaal even niet de polemiek opzoeken. ‘Demand-pull’ inflatie heeft nog een broertje en dat is ‘monetaire inflatie’. Hierbij is het saldo van geldschepping en de ontpotting groter dan dat van de geldvernietiging en de oppotting. Door de toename van de geldhoeveelheid zal de vraag stijgen, wat tot prijsinflatie kan leiden.

De vormen bij Trend gaan over de richting en de snelheid. Bij disinflatie neemt de stijgingssnelheid af, bij deflatie dalen de prijzen. En dan hebben we nog ‘creeping’ (<3%), ‘walking’ (<10%), ‘galloping’ (>10%) en hyperinflatie (> 50% per maand). Stagflatie bekijkt de inflatie versus de economische cyclus: er is inflatie bij economische krimp. Dan is er nog de eindeloze discussie over de berekening van inflatie. Wat betreft de consumentenprijsindex moet de ‘headline inflation’ een representatie geven van de prijsontwikkeling van alle goederen en diensten, bij ‘core’ worden de cyclische voedsel- en energieprijzen buiten beschouwing gelaten.

Asset inflatie

De term asset inflatie is pas de laatste decennia in zwang gekomen en komt neer op het stijgen van beleggingen als aandelen, obligaties en vastgoed door steeds lagere rentes. Vooral de laatste twee decennia wilde de prijsinflatie maar niet op gang komen, ondanks dat de centrale banken een steeds ruimer monetair beleid gingen voeren. Al het goedkope en extra geld belandde niet in de reële economie, maar zat vast in het financiële systeem. Deze vorm van inflatie vergroot de ongelijkheid tussen haves en have-nots.

Diploma-inflatie

Bij diploma-inflatie wordt het behaalde hoogste diploma in de loop van de tijd minder waard, omdat er steeds meer hoogopgeleide mensen komen, en volgens sommigen ook doordat het niveau van het onderwijs omlaag is gegaan. Ook wordt er, bijvoorbeeld vanuit compliance en regelgeving, steeds meer aandacht gevraagd voor opleidingen en diploma’s, waardoor er ook een diploma-‘ratrace’ is ontstaan, vooral om banen bij de grote ‘corporates’ te kunnen bemachtigen. Een van de gevolgen van diploma-inflatie is dat beroepen door steeds ‘hoger’ opgeleiden worden uitgevoerd.

Levensstijlinflatie

Levensstijlinflatie betekent dat mensen steeds meer gaan uitgeven naarmate de sociale status en het inkomen stijgen. Als mensen hogere posities en inkomens krijgen, neigen ze in een duurdere wijk te gaan wonen en in duurdere restaurants te gaan eten. Het effect hiervan kan zelfs zo groot zijn, dat men maandelijks minder overhoudt. Sociale druk speelt een rol. Het kan zelfs tot psychologische problemen leiden, het ‘psychological treadmill effect’. Je wordt rijker, verhuist en voelt je tussen de nieuwe rijken weer arm en mogelijk zelfs een mislukking (ook wel ‘comparative failure’ genoemd).

Esthetische inflatie (3 vormen)

Meer recent zijn er diverse esthetische inflatievormen ontstaan, vooral door sociale media. ‘Content inflation’ betekent bijvoorbeeld dat er, om aandacht op social media te krijgen en te behouden, steeds mooiere content, in de vorm van visuals, moet komen. ‘Style inflation’ heeft te maken met presentatie, bijvoorbeeld portretfoto’s die bewegen of gekleurde randen krijgen. En zo gaat beauty inflation over de steeds verdergaande schoonheidseisen- en normen. Het houdt niet op, het moet gespierder, strakker, ronder, voller… Sportscholen en plastische chirurgie varen er wel bij.

Tot besluit

Ernest Hemingway stelde ooit terecht: ‘The first panacea for a mismanaged nation is inflation of the currency; the second is war. Both bring a temporary prosperity; both bring a permanent ruin.’ Hij doelde ongetwijfeld op prijsinflatie. Destijds bestonden de andere vormen van inflatie nog niet. Maar ik denk dat de stelling ook voor de nieuwe vormen aardig in de buurt komt. Inflatie maakt meer kapot dan ons lief is. De hier gepresenteerde opsomming is waarschijnlijk niet compleet en door veranderingen in de wereld ook niet statisch. Hopelijk leidt interactie met lezers tot verdere optimalisatie.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels