Ronde Tafel 'Biodiversiteit'
Ronde Tafel 'Biodiversiteit'
Het tegengaan van biodiversiteitsverlies is wellicht een nog grotere uitdaging dan het tegengaan van klimaatverandering. Zeker als je er ook financieel rendement mee wilt behalen. Toch is het hard nodig. Maar hoe stop je biodiversiteit in een breed meetbaar en bespreekbaar kader? Daarover wisselden acht experts van gedachten tijdens deze Ronde Tafel.
Door Bouko de Groot
Voorzitter: Leonie Jesse, KPMG
Deelnemers: Stephen Freedman, Pictet Asset Management Willem Hettinga, APG Asset Management Erwin Kooij, Danum Advisors Eloisa Menguzzo, PGGM Molly Minton, Amundi Gautier Quéru, Mirova (onderdeel van Natixis Investment Managers) Jasmijn Resink, ASN Impact Investors Hanna Spanier, Blue Sky Group |
Biodiversiteit steekt klimaatverandering naar de kroon als discussieonderwerp in de boardrooms. Financial Investigator wilde weten welke daden er bij alle woorden worden gevoegd. ‘We hebben geweldige verschuivingen gezien in de afgelopen paar jaar. Het onderwerp staat echt op de agenda van CEO’s en – nog belangrijker – op de agenda van investeerders. Ik ben dus positief gestemd.’ Zo begon gespreksleider Leonie Jesse het gesprek dat heel toepasselijk werd gevoerd in een tot restaurant omgebouwd landhuis aan de rand van een biodivers Amsterdams stadspark.
Hoe kan biodiversiteit worden geïntegreerd in beleggingsstrategieën en -beslissingen en welke instrumenten kunnen daarbij helpen?
Jasmijn Resink: ‘Vrijwel alles wat we gebruiken, produceren en consumeren is gebaseerd op input uit de natuur. Wij kijken daarom naar biodiversiteit vanuit zowel een risico- als een rendementsoogpunt: er bestaat een zeer grote afhankelijkheid van een snel afnemende biodiversiteit, maar tegelijkertijd een enorme kans om de vruchten te plukken van investeringen die de biodiversiteit beschermen en herstellen. We kijken daarom enerzijds kritisch naar al onze investeringen: hoe minimaliseren die het biodiversiteitsrisico? Dat is een kwestie van ‘do less harm’. Maar liever nog genereren we rendement uit activiteiten die de biodiversiteit versterken, met positieve impact. Dat is een integraal onderdeel van ons selectieproces, dat sowieso is gebaseerd op strikte criteria rond biodiversiteit. Ons doel is om in 2030 een netto positieve impact te hebben op biodiversiteit. Om dat doel te bereiken, hebben we in 2021 een fonds gelanceerd dat investeert in projecten en bedrijven die bijdragen aan behoud, bescherming en herstel van biodiversiteit.’
Molly Minton: ‘Wij vermijden investeringen in bedrijven en activiteiten met een grote negatieve impact op de biodiversiteit of die betrokken zijn bij controversiële activiteiten, of dat nu gaat om landgebruik, biodiversiteit, water, vervuiling, afval et cetera. Als belangrijkste basis voor onze beleggingsbeslissingen hebben we een eigen tool ontwikkeld. Vermijden is zo onze eerste pijler. De tweede pijler is verminderen. De derde is gunnen: investeren in bedrijven die vooroplopen op dit gebied en bedrijven die hun inkomsten deels halen uit activiteiten die ook helpen bijdragen aan herstel.’
Stephen Freedman: ‘De integriteit van de biosfeer is bij ons een van de factoren waarop we bedrijven binnen onze milieustrategieën beoordelen. Wij hebben zelf in 2014 een eigen onderzoekstool ontwikkeld. Die heeft overeenkomsten met enkele commerciële oplossingen die sindsdien zijn verschenen. Al deze tools zijn grotendeels gebaseerd op schattingen. Daarin zit de uitdaging van dimensionaliteit. Immers, voor een grote portefeuille van beursgenoteerde bedrijven moet je met honderden en zelfs duizenden bedrijven kunnen omgaan. Terwijl de modellen steeds verfijnder worden om de biodiversiteitsvoetafdruk van veel grote bedrijven te onderzoeken, blijf je toch werken met schattingen.’
Leonie Jesse Leonie Jesse is Associate Director Sustainability bij KPMG. Ze richt zich op de financiële sector met advies over wet- en regelgeving (CSRD, SFDR), responsible investment, sustainable finance, impact investing en impact measurement, en het opleiden van bestuursleden en financiële experts. Jesse heeft sinds 2000 met en bij banken, institutionele beleggers, vermogensbeheerders en NGO’s gewerkt, met aandacht voor ESG-integratie in het (beleggings)- beleid en de (bedrijfs)- waarden. |
Erwin Kooij: ‘Het belangrijkste voor ons is om daadwerkelijke oplossingen voor het probleem te vinden. Maar het is moeilijk om bedrijven te vinden die zo’n oplossing bieden. Wat wij hebben gemerkt, is dat hoe strikter je beleggingscriteria zijn, hoe jonger en kleiner die bedrijven zijn. Blijven investeren in grote bedrijven waarin je altijd al hebt belegd, dat zou een makkelijke oplossing zijn. Maar dat helpt niet echt om de wereld te veranderen of het probleem op te lossen. Als je dat echt wil, heb je een ander perspectief nodig. Dus niet alleen bedrijven zullen moeten veranderen, investeerders moeten dat ook.’
Hanna Spanier: ‘De focus ligt nog op het beperken van risico’s, maar impactbeleggen als oplossing voor biodiversiteitsverlies zal steeds belangrijker worden. Ook als je kijkt naar andere zaken, zoals het klimaat en net zero, hebben we investeringen in biodiversiteit nodig. Daarbij is onze eigen betrokkenheid erg belangrijk, enerzijds voor risicomanagement, maar hopelijk ook om echte impact te hebben bij bedrijven. Immers, ook voor hen is het een nieuw onderwerp.’
Gautier Quéru: ‘Ons doel is ervoor te zorgen dat impact mainstream wordt. Fondsen die sterk gericht zijn op biodiversiteit vormen nog een nichemarkt. Reguliere fondsen zullen deze integratie geleidelijk aan tot de kern van hun strategie moeten maken. Ook is biodiversiteit momenteel nog meer een beleggingsthema dan een asset class. Waar wij echt een specifieke strategie hebben kunnen laten zien en waar een echt direct verband is met biodiversiteit, zijn vooral particuliere investeringen in duurzaam landgebruik of landherstel. Daar zien we een groeiende belangstelling van beleggers voor deze real asset.’
Willem Hettinga: ‘Het helpt om biodiversiteit in een bredere context te brengen. De mate van biodiversiteitsverlies is ongekend, maar het thema is niet nieuw – ontbossing is geen nieuw onderwerp, klimaat niet, vervuiling niet. Impactbeleggen is daar al onderdeel van. Wij kijken dan vooral naar risicoafhankelijkheden. Maar voordat we het over impactbeleggen kunnen hebben, moeten er andere stappen worden gezet. Het verzamelen en beschikbaar maken van goede en relevante data is daar een van. Klimaatverandering doet zich bijvoorbeeld op wereldschaal voor, maar verlies van biodiversiteit kan juist heel lokaal zijn. Dat is een grote uitdaging voor een wereldwijde belegger.’
Stephen Freedman Stephen Freedman is Head of Research and Sustainability voor Thematic Equities bij Pictet Asset Management. Hij is ook Voorzitter van de Thematic Advisory Boards. Voordat hij in 2019 bij Pictet aan de slag ging, werkte Freedman bij UBS Wealth Management als Head of Sustainable Investing Solutions voor Noord- en Zuid-Amerika. Hij heeft een PhD in Economie van de Universiteit van St. Gallen. |
Goed beleid vraagt om goede data en goede regelgeving. Hoe behulpzaam is de CSRD?
Spanier: ‘Er is zeker nog een kennishiaat. De CSRD is een eerste stap om die kenniskloof te dichten. Maar ook om meer bewustzijn over het onderwerp te creëren. Als je de data hebt, kan je er ook op sturen. Dus het is een eerste stap naar actie. Ik vrees echter dat de data de eerste jaren nog niet zo geweldig zal zijn: veel schattingen en veel wijzigingen. We zagen hetzelfde met CO2-data. Maar we kunnen niet wachten tot we de juiste data hebben. We moeten nú handelen. En daarvoor is de CSRD een welkome eerste stap.’
Freedman: ‘Het is een belangrijke stap naar geïntegreerde rapportage. Dat dwingt om deze onderwerpen een stuk centraler te laten worden in de bedrijfsstrategie en het maakt het ook makkelijker voor investeerders en bedrijven om een gemeenschappelijke taal te hanteren waarmee we kunnen praten over de vooruitgang die wordt geboekt door die bedrijven. Op termijn zal dit enorm helpen om veel meer grip te krijgen op de biodiversiteitsvoetafdruk van bedrijven.’
Minton: ‘Als we het niet kunnen meten, kunnen we het niet effectief beheren. Ten aanzien van de waardeketen weten we bijvoorbeeld nog steeds niet waar alle grondstoffen vandaan komen. We kennen de downstream-effecten niet. Dus ja, we hebben dit echt nodig, die gemeenschappelijke taal, zodat we systeemgegevens hebben die investeerders kunnen gebruiken voor de eigen rapportage- en due diligencebehoeften.’
Eloisa Menguzzo: ‘Ik ben het er absoluut mee eens dat er op dit gebied meer hoogwaardige data en meer transparantie nodig is en ik ben blij dat de EU daarom vraagt en ook de lat hoger legt voor EU-bedrijven en financiële instellingen. Ik vind het echter enigszins zorgwekkend dat er zoveel verschillende standaarden worden ontwikkeld door zowel toezichthouders als door marktgeleide organisaties. Dergelijke inconsistentie kan leiden tot overrapportages en kan een belemmering vormen voor daadwerkelijke duurzame transities. Wat we nodig hebben, zijn consistentie, bruikbaarheid, en toezichthouders en marktdeelnemers die met elkaar praten, waarbij we streven naar één gedeelde aanpak in plaats van concurrerende normen en gefragmenteerde regelgeving. In de tussentijd moeten we natuurlijk werken met wat beschikbaar is en voorkomen dat we dat gebrek aan standaardisatie als excuus gebruiken om niets te doen. Het is een delicaat evenwicht!’
Willem Hettinga Willem Hettinga is Senior Responsible Investment Manager en Lead voor biodiversiteit bij APG Asset Management. Hij houdt zich onder meer bezig met het integreren van biodiversiteitsrisico’s en -kansen in de portefeuille en is betrokken bij het opstellen van standaarden voor duurzame beleggingen en het stimuleren van de markt voor groene obligaties. Eerder was hij actief als consultant en duurzaamheidsfunctionaris bij een bedrijf in consumentengoederen. |
Quéru: ‘De EU-regelgeving is wereldwijd zeer proactief, niet alleen met de CSRD, maar bijvoorbeeld ook met de SFDR. Veel thema’s worden zo geïntegreerd en de CSRD versnelt inderdaad de manier waarop bedrijven zullen rapporteren over hun afhankelijkheden en blootstelling. In Frankrijk is er zo een positief momentum ontstaan: meerdere voedings-, mode- en beautybedrijven zijn gaan inzien dat ze heel afhankelijk zijn van de natuur en anticiperen daarop. Sommige gaan nog een stap verder dan de regelgeving en doen ambitieuzere toezeggingen. Zij kijken voorbij de risico’s naar de kansen.’
Hettinga: ‘Als beleggers hebben wij een rol om bedrijven bij de transitie te betrekken. Zo is het Kunming Montreal Akkoord vrij duidelijk over wat er van bedrijven en financiële instellingen wordt verwacht. Het is aan ons om te laten zien dat we dit akkoord serieus nemen, bijvoorbeeld door van bedrijven te verwachten dat zij rapporteren over hun natuurgerelateerde risico’s.’
Wat houdt een investering in biodiversiteit eigenlijk in? Hoe en wat meet je daarbij?
Freedman: ‘Inzicht in biodiversiteit bevindt zich doorgaans nog in een relatief vroeg stadium. Daarom is het belangrijk voor de beleggingssector om toch vooral ook de wetenschappelijke gemeenschap erbij te betrekken. Investeerders moeten fungeren als een brug om de kenniskloof te dichten.’
Quéru: ‘Inderdaad, door de dialoog tussen de wetenschap, de VN en de particuliere sector kunnen we haalbare oplossingen vinden, met impact. Daarmee kan ook meer kapitaal worden aangetrokken. De afgelopen vijf jaar hebben we echt een toename gezien van dit soort samenwerkingen, die bruggen slaan tussen de verschillende werelden, wat een paar jaar geleden niet het geval was. Dat is zeer bemoedigend.’
Een van de gemakkelijkste win-wins is om te blijven aandringen op transparantie in de waardeketen.
Menguzzo: ‘Neem de Finance for Biodiversity Foundation, de coalitie van investeerders. Die is pragmatisch in haar aanpak: laten we samen onze kennis delen, richtlijnen opstellen en nadenken hoe we er echt mee aan de slag kunnen. Het initiatief heeft zo op een geweldige manier pleit bezorgd op zowel VN- als EU-niveau. Die samenwerking toont op een hele andere manier de kracht van beleggers.’
Resink: ‘We hebben samenwerking inderdaad echt nodig. Alleen door samen te werken en inzichten te delen, kunnen we het proces versnellen en opschalen. Wij zijn bijvoorbeeld aangesloten bij en initiatiefnemer van het Partnership for Biodiversity Accounting Financials (PBAF). Vanuit PBAF ontwikkelden we een opensource, industriebreed geaccepteerde standaard voor het meten van de impact op en de afhankelijkheid van biodiversiteit van zowel investeringen als leningen. Het meten van concrete biodiversiteitsimpact is momenteel nog een grote uitdaging, maar toch is er al voldoende kwalitatieve informatie beschikbaar om goed onderbouwd te kunnen beoordelen of bijvoorbeeld een productiemethode een negatieve impact heeft op de biodiversiteit. Terwijl de meetmethodologie nog in ontwikkeling is, kunnen we dus toch al beleggen. We hebben ook simpelweg niet de luxe om te wachten op de perfecte methodologie, daarvoor is de urgentie te groot. En nog iets: we versnellen de ontwikkeling van de meetmethodologie juist door in natuurpositieve activiteiten te investeren.’
Minton: ‘Daar wil ik aan toevoegen dat biodiversiteit een gecompliceerd onderwerp is. Wat betreft meten is er de drang om die ene gemakkelijke maatstaf te vinden. Maar vaak toont die slechts een momentopname en niet alle indicatoren die echt belangrijk zijn, zoals de transitieinspanning van een bedrijf. Een telecombedrijf heeft vast een kleinere voetafdruk dan een mijnbouwbedrijf, maar verander je met zo’n investering iets in de branche? Als we alleen maar gaan investeren in technologie- en telecombedrijven, die veel zeldzame mineralen gebruiken maar deze niet in hun directe voetafdruk hebben, krijgen we niet het volledige verhaal. We moeten echt aandringen op verandering en een tastbare impact willen zien.’
Erwin Kooij Erwin Kooij richtte in 2014 Danum Advisors op, dat zich momenteel omvormt om zich volledig te richten op biodiversiteit. Hij begon zijn carrière in 1998 bij ABN AMRO als Aandelenanalist, waarna hij overstapte naar de buyside om Portefeuillemanager ReachCapital te worden. Kooij heeft een passie voor de natuur en een speciale interesse in soorten die voorkomen in een habitattype dat ‘Blauwgrasland’ en ‘Heischraal Grasland’ wordt genoemd. |
Freedman: ‘Wel bestaat het risico dat we te snél standaardiseren en iets gaan meten dat slechts een klein onderdeel is van het volledige beeld, en zo verkeerde beslissingen gaan nemen. Als je bijvoorbeeld naar de huidige methodologieën kijkt, is het heel gebruikelijk om de mediaan van de soortenrijkdom of het potentieel verdwenen deel van de soorten te gebruiken, om te proberen de impact op de biodiversiteit vast te leggen. Ecologen weten echter dat je onderscheid moet maken tussen genetische biodiversiteit, soortenbiodiversiteit en functionele biodiversiteit. Standaardisatie is dus zeker noodzakelijk, maar het systeem moet open genoeg blijven om nieuwe inzichten te kunnen opnemen.’
Quéru: ‘Het is inderdaad belangrijk om consistentie en convergentie te vinden, maar ook om rekening te houden met de verschillende soorten bedrijven en projecten. Naast bijvoorbeeld de gemiddelde soortenrijkdom per vierkante kilometer kunnen dan ook andere, meer specifieke indicatoren van belang zijn, zoals vermindering en herstel van soortenbedreigingen in een klein gebied of met een zeer specifieke focus en precisie. Er moet dus niet slechts één indicator zijn, maar een reeks indicatoren om de verschillende schalen en precisie aan te pakken die nodig zijn, afhankelijk van de beleggingsstrategie.’
Minton: ‘Een mooi voorbeeld: een mijnbouwbedrijf met mijnen over de hele wereld heeft voor zijn mijn in Canada een heel specifieke kikkersoort als indicator. Als die ene kikkersoort in populatie afneemt, is dat een goede indicator voor de slechte gesteldheid van de biodiversiteit aldaar. In een andere mijn van het bedrijf in een land elders op de wereld is het geen kikker maar een bepaald soort duizendpoot. Kortom, we moeten een beetje creatiever gaan nadenken over hoe we met bedrijven kunnen samenwerken om te doorgronden hoe de systemen eruitzien en hoe we ze kunnen meten.’
Kooij: ‘Wij kijken bijvoorbeeld samen met een NGO welke industrieën of welke specifieke delen van de economie de grootste biodiversiteitsknelpunten hebben. Dan proberen we bedrijven te vinden die mogelijke oplossingen bieden voor die problemen binnen dat ecosysteem. Als je je alleen richt op een specifieke niche-industrie, zoals water, dan werkt die aanpak niet. Wij richten ons op belegbare oplossingen voor specifieke problemen. Daarover willen we in de toekomst rapporteren, maar dat is qua meting wel een uitdaging.’
Eloisa Menguzzo Eloisa Menguzzo werkt als Adviseur op de afdeling Responsible Investment van PGGM Investments. In haar rol past Menguzzo haar academische graad in Sustainable Development toe op active ownership, ESG-integratie en beleidsontwikkeling. Ze richt zich op de klimaat- en biodiversiteitscrisis en verkent de interactie tussen beide. |
Spanier: ‘We hebben verschillende indicatoren voor klimaat, biodiversiteit, vervuiling en circulariteit. Maar uiteindelijk zijn ze allemaal met elkaar verbonden. Je kan ze allemaal apart bezien, maar uiteindelijk moeten we toch holistisch gaan bekijken hoe deze indicatoren elkaar beïnvloeden, om echt de juiste stappen voorwaarts te zetten. Biodiversiteit is namelijk een veel complexer probleem dan klimaat. Overigens is juist daarom greenwashing ook gemakkelijker.’
Hoe laten we zien dat we vooruitgang hebben geboekt?
Quéru: ‘Onze visie op impact is gebaseerd op intentionaliteit, additionaliteit, transparantie en rapportage. Het is een cyclus waarin continu sprake is van verbetering. Het rapportagegedeelte aan beleggers is zeer belangrijk. Daarom is er op een gegeven moment behoefte aan consistente indicatoren voor marktdeelnemers.’
Resink: ‘Sinds 2020 publiceren wij in onze impactrapporten ook de biodiversiteitsvoetafdruk van onze fondsen. Wij zijn nog steeds de enige belegger die deze data publiceert. Binnenkort komen we met de eerste data over onze positieve impact op biodiversiteit, uitgedrukt in hectaren die zijn hersteld en beschermd. Wat daarnaast goed werkt om de voortgang op het gebied van biodiversiteit uit te leggen, is het verhaal te vertellen achter de concrete investeringen. Bijvoorbeeld over koffie die via boslandbouw wordt geteeld: het herstelt de bodem in plaats van die verder uit te putten, het levert een betere kwaliteit koffie op, met een hogere marge tegen lagere kosten doordat geen kunstmest of pesticiden nodig zijn, het verlaagt de kans op ziektes door de diversiteit aan planten, en het zorgt ervoor dat lokale gemeenschappen eindeloos kunnen profiteren van deze manier van produceren. Het maakt duidelijk dat business cases rond biodiversiteit een win-win-win zijn: voor de beleggers, voor de biodiversiteit en voor de lokale gemeenschappen.’
Molly Minton Molly Minton is Senior ESG Analist bij Amundi, waar zij in 2018 begon. Zij is gespecialiseerd in de sectoren consumer discretionary and metals & mining en werkt aan verschillende thematische onderwerpen, waaronder mensenrechten, biodiversiteit, oceanen en de SDG’s. Sinds 2014 is zij actief op het gebied van duurzaamheid voor bedrijven. |
Hettinga: ‘Pensioendeelnemers zijn steeds meer geïnteresseerd in het onderwerp, dus onze pensioenfondsklanten communiceren actief over hun duurzaamheidsinspanningen. Wat we kunnen doen is volledige openheid over onze engagementinspanningen geven. En vervolgens ook communiceren met de fondsen en hun deelnemers over wat een biodiversiteitsvoetafdruk ze kan vertellen, maar óók wat het hen níet kan vertellen.’
Spanier: ‘Het is best eenvoudig om een positieve boodschap over te brengen van een oplossingsinvestering of een impactbelegging. Aan de negatieve kant is het veel moeilijker om dat concreet te maken, om ook de gehele negatieve impact te laten zien. Dus maak onderscheid en toon zowel de positieve als de negatieve kant van de investering.’
Menguzzo: ‘Communicatie over de vooruitgang op milieugebied is vaak lastig omdat er technische uitdagingen zijn door het gebrek aan gegevens van hoge kwaliteit en gedeelde sectorale trajecten. Ik denk echter dat het onderwerp biodiversiteit en natuurverlies een geweldige kans is om het hele gesprek rond de rol van financiële instellingen in een duurzame transitie betekenisvoller te maken, om echt te begrijpen wat er op bedrijfsniveau gebeurt, wat het bedrijf concreet kan doen om de schade te minimaliseren en een positieve verandering te bewerkstelligen, en hoe een investeerder dit kan stimuleren. Het zou niet alleen moeten gaan om het verkopen van assets in een specifieke sector, maar veel meer om een holistische kijk op de milieuimpact van een bedrijf en om het uitoefenen van onze invloed als aandeelhouder om de praktijken van het bedrijf te verbeteren.’
Kooij: ‘Je kan geen harde beloften doen. Als we bijvoorbeeld een bedrijf vinden dat zegt dat er vanwege zijn product geen bomen gekapt hoeven te worden, dan kunnen we inderdaad zeggen dat we hebben geïnvesteerd in een bedrijf dat ons toestaat geen bomen te kappen. Alleen betekent dat helemaal niet dat die bomen uiteindelijk niet gekapt zullen worden. Dus in die zin kan je meten en berichten wat de potentiële impact kan zijn, maar je weet nooit echt wat de wérkelijke impact is. Wees dus heel voorzichtig met impactverklaringen.’
We moeten onze milieukennis veel breder beschikbaar maken.
Minton: ‘Ja, laat het ook beoordelen door experts van buiten de eigen afdeling, want wijzelf kunnen er bevooroordeeld tegenaan kijken en zo bijvoorbeeld problemen met de data over het hoofd zien die een data-expert er wel uitpikt. We kunnen uiteraard niet wachten tot het perfect is, maar als we communiceren, laten we dat dan doen op basis van wat beschikbaar is en duidelijk aangeven waar beperkingen kunnen zijn: transparant maar ook constructief.’
Is de focus op biodiversiteit complementair aan de focus op klimaatverandering?
Freedman: ‘Het lijkt er vaak wel op. Er is een neiging om het eenvoudiger te laten overkomen dan het is, om de synergieën te benadrukken, bijvoorbeeld op het gebeid van ontbossing. Maar dat is op de lange termijn riskant. Zo is het overduidelijk dat als je het behoud van biodiversiteit opneemt in een algemene strategie, dit je pad naar nettoneutraliteit zal versmallen. Veel van de strategieën die we hebben om de klimaatverandering tegen te gaan, zijn immers grootschalige industriële toepassingen van technologieën. Ze vereisen mijnbouw. Ze hebben allerlei problemen met betrekking tot het einde van de levensduur van deze technologieën, of het nu gaat om batterijen, zonnepanelen of windmolenwieken. En we zijn destijds niet echt begonnen met het circulair maken van deze zaken; dat kwam later pas ter discussie. Het is daarom belangrijk te erkennen dat complementariteit zeker niet vanzelfsprekend is.’
Quéru: ‘Er is meer expertise nodig om die afwegingen te maken en te proberen zowel klimaat- als biodiversiteitsvoordelen te maximaliseren. Zo is er momenteel een trend om meer bomen te planten om meer CO2 vast te leggen. Dat is dus goed voor het klimaat. Verder gaan we ervan uit dat het planten van bomen ook goed is voor biodiversiteit. Als het echter om een intensieve monocultuur gaat, kan die juist sterk negatieve effecten hebben op de biodiversiteit. Toch is het prima mogelijk om bijvoorbeeld een goede plantage te hebben die goed is voor beide, zoals met een gediversifieerde aanpak met mozaïekplantages. Dit laat zien dat als er geen expertise is, het moeilijk is om goede afwegingen te maken. Het is een uitdaging om ervoor te zorgen dat hiervoor echt solide expertise is binnen de financiële instelling.’
Gautier Quéru Gautier Quéru is Managing Director van Natural Capital en Directeur van het Land Degradation Neutrality (LDN) Fund, dat gezamenlijk wordt gepromoot door Mirova, onderdeel van Natixis Investment Managers, en de VN. Tussen 2013 en 2016 was hij Investment Director Renewable Energy bij Mirova. Hij kwam in 2004 bij de Natixis-groep, toen het European Carbon Fund (ECF) werd gelanceerd. |
Menguzzo: ‘Gebaseerd op schattingen van het Wereld Natuur Fonds heeft de natuur de afgelopen tien jaar 54% van de door de mens veroorzaakte CO2-uitstoot geabsorbeerd. Het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering delen dus absoluut enkele oplossingen en oorzaken, zoals ontbossing. Het verlies aan biodiversiteit voegt echter extra waarde toe aan het huidige werk dat op het gebied van het klimaat wordt gedaan. In dit geval brengt het meer complexiteit met zich mee, wat de dialoog betekenisvoller maakt. De huidige focus op duurzaamheid, die alleen wordt geïnterpreteerd als het CO2-vrij maken, is te beperkt. CO2 is een succesvolle maatstaf geweest voor financiële instellingen, omdat het bedrijven tussen sectoren en regio’s kan vergelijken. We moeten echter absoluut de andere planetaire grenzen opnieuw in het gesprek introduceren en beleid en regelgeving bedenken die een holistisch perspectief hanteren. Anders bestaat er een concreet risico dat de verwezenlijking van een duurzame samenleving mislukt. Niet alles wat goed is voor CO2-reductie vertaalt zich ook in een duurzaam product. Daarom is het mooi dat er steeds meer aandacht is voor natuur en biodiversiteit.’
Hettinga: ‘Het feit dat we hier rond de tafel zitten met experts uit de financiële sector, betekent dat er al expertise is en dat die kennis toeneemt. Dat is iets waar we gebruik van kunnen maken en het lijkt ook vlotter te gaan dan met het klimaat. Er is ambitie en consensus om het goed aan te pakken. Maar het lokale karakter van deze problematiek brengt meer complexiteit met zich mee. En zeker voor een wereldwijde belegger met vele verschillende asset classes maakt dat het behoorlijk anders.’
Spanier: ‘Het heeft tientallen jaren geduurd voordat klimaatverandering op de agenda van CEO’s kwam. Hopelijk gaat het met biodiversiteit sneller. Wat helpt, is dat het een eigen onderwerp is geworden en dat mensen meer open-minded lijken te zijn ten opzichte van duurzaamheidsonderwerpen. Men ziet dat niet alleen klimaat belangrijk is, maar ook biodiversiteit: we moeten nú handelen om de biodiversiteitscrisis én de klimaatcrisis tegen te gaan. Dus ik hoop dat het sneller gaat dan met het klimaat.’
Jasmijn Resink Jasmijn Resink is Analist bij het ASN Biodiversiteitsfonds, dat zich richt op herstel en bescherming van biodiversiteit door te investeren in duurzame regeneratieve (bos)landbouw, duurzame bosbouw, duurzame zeeën en visserij en ecotoerisme. Daarvoor werkte ze onder meer als Investment Officer bij de Rijksdienst voor Ondernemers (RVO). Resink studeerde af in Ontwikkelingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam |
Minton: ‘Biodiversiteitsverlies heeft ons nog meer dan klimaatverandering ervan bewust gemaakt hoe essentieel het is dat we onze waardeketens in kaart brengen. Zo gaat Scope 3 nog steeds grotendeels over gemodelleerde emissies. Toch vormt het een groot deel van het volledige verhaal rond klimaat. We weten dit en we werken eraan. Biodiversiteit voegt daar nog een hoeveelheid andere complexiteit aan toe. Een van de gemakkelijkste win-wins is om te blijven aandringen op transparantie in de waardeketen: dat zal ons echt helpen de goede kant op te gaan met zowel het klimaat als de biodiversiteit.’
Kooij: ‘We hebben het aantal bedrijven geturfd dat sprak over het klimaat in relatie tot hun bedrijfsvoering en dat daarna ook gedaan bij biodiversiteit. Het gaat om een kloof van ongeveer vijf tot tien jaar, maar het traject is min of meer hetzelfde. We zien dus een vrij snel groeiend aantal bedrijven dat in conference calls met analisten daadwerkelijk melding maakt van biodiversiteit. Maar voor mij is het grote verschil tussen klimaatverandering en biodiversiteit dat het voor klimaatverandering niet noodzakelijkerwijs een discussie over het businessmodel is. De impact van een businessmodel is bijvoorbeeld een bepaalde emissie. Daar zijn compensatiestrategieën voor te bedenken, om de negatieve kanten van dat businessmodel het hoofd te bieden. Voor biodiversiteit is dat niet noodzakelijkerwijs mogelijk. Dat is veel meer een strategische discussie, op bestuursniveau. Neem bijvoorbeeld een fabrikant van bakstenen, die heeft een klimaatimpact als gevolg van de energie die gebruikt wordt bij de productie van bakstenen. Het bedrijf kan zich buigen over aanpassingen die de uitstoot verminderen zonder daarbij het fundamentele productieproces en het businessmodel te veranderen. Maar de productie van bakstenen heeft ook biodiversiteitsimpact, bijvoorbeeld als gevolg van de gebruikte grondstoffen. Om dit op te lossen ontstaan andere vragen: kan de baksteen niet van mycelium gemaakt worden? Of nog een stap verder, zijn bakstenen überhaupt nog nodig of is er een schaalbaar biodiversiteit-vriendelijk alternatief in opkomst? Dat is een heel andere, veel fundamentelere discussie.’
Wat is er nodig om de volgende stap te zetten?
Resink: ‘Het is positief dat biodiversiteit steeds vaker op de agenda staat. Maar er wordt vooral veel gepraat over het aanrichten van minder schade, terwijl er juist ook veel interessante investeringsmogelijkheden zijn die een pósitieve impact kunnen hebben op biodiversiteit. Er moet meer geld beschikbaar komen om in die mogelijkheden te beleggen. Wij zullen aandacht blijven vragen voor de kansen en het zakelijke nut van biodiversiteit: minder verlies aan biodiversiteit betekent immers minder investeringsrisico. We zullen blijven hameren op het belang van actie boven woorden en op de gevaren van biodiversiteitsverlies.’
Hanna Spanier Hanna Spanier is sinds februari 2020 in dienst bij Blue Sky Group als ESG Adviseur. Zij is verantwoordelijk voor de advisering van klanten over het ESG-beleid en de integratie hiervan in de beleggingsportefeuilles. Daarvoor werkte ze bij ASN Impact Investors met een focus op de SDGs. Spanier is afgestudeerd in Internationale Ontwikkelingsstudies aan de Wageningen Universiteit. |
Menguzzo: ‘Er is meer interdisciplinariteit nodig. Er is al een geweldige samenwerking gaande tussen NGO’s, beleidsmakers en financiële oplossingen. Maar dat moet nog veel meer worden om ervoor te zorgen dat er genoeg naar deze onderwerpen gekeken wordt en dat de nodige wijzigingen worden aangebracht, om zowel meer kapitaal naar oplossingen te laten gaan als om de normen te verbeteren en de juiste vragen te stellen binnen onze branche. Kortom, er is meer nodig dan financiële expertise alleen.’
Spanier: ‘Er is meer kennis nodig over de onderlinge verbondenheid van alles. Dus klimaat en biodiversiteit, maar ook circulariteit en maatschappelijke thema’s. We moeten niet alleen focussen op één thema en geweldige voorbeelden hebben van hoe positief die zijn of wat voor positieve impact die hebben. Het moet holistisch aangepakt worden, zodat beleggingen op alle vlakken positieve impact kunnen hebben, zowel ecologisch als sociaal.’
Minton: ‘Daar ben ik het mee eens. Kijk bijvoorbeeld naar vervuiling om die onderlinge samenhang te begrijpen. Dat veroorzaakt duidelijk biodiversiteitsverlies, maar is lang niet zo sexy als praten over biodiversiteit: vervuiling klinkt negatief. Zelfs op het gebied van data is hier nog veel te winnen. Zo is data over plasticvervuiling nog steeds niet gemakkelijk te verzamelen. In het algemeen moeten we meer focussen op de belangrijkste drijfveren van biodiversiteitsverlies. Een voordeel van zo’n aanpak is dat het zichtbaar effect heeft, direct tastbare impact dus.’
Freedman: ‘We moeten onze milieukennis, met name wat betreft biodiversiteit, veel breder beschikbaar maken. Dat vraagt om organisatorische transformatie, om organisatorisch leren. We moeten het bewustzijn vergroten over hoe biodiversiteit werkt, zowel wat betreft kansen als wat betreft risico’s. Daarom werken bij ons diegenen met expertise op het gebied van biodiversiteit aan het overdragen van kennis aan de rest van de organisatie, zodat veel meer mensen het probleem gaan begrijpen.’
Niet alles wat goed is voor CO2-reductie vertaalt zich in een duurzaam product.
Quéru: ‘De beste manier om vooruitgang te boeken is door mensen te inspireren en concrete resultaten te laten zien. Natuurpositieve bedrijven of projecten die succesvol zijn en die beter uitleggen wat de businesscase is voor natuurpositieve activiteiten en hoe dit concurrerend kan worden, dát hebben we nodig. Van commitment en theorie moeten we nu gaan naar concrete actie en voorbeelden. Daarna kunnen we consolideren en datgene opschalen wat werkt. Kortom, laten we meer uitgesproken zijn over de concrete resultaten en over wat goed werkt.’
Hettinga: ‘Het zou nuttig zijn als het TNFD-raamwerk op grote schaal wordt overgenomen door bedrijven en financiële instellingen. Zo bereiken we een nieuw, hoger niveau van rapportage en transparantie en krijgen we meer inzicht in de risico’s van bedrijven. Daar kunnen we dan gebruik van maken en bedrijven er verantwoordelijk voor houden.’
Kooij: ‘Veel bedrijven hebben zonder het zich te realiseren wellicht biodiversiteitspositieve oplossingen binnen hun organisatie. We zouden willen dat bedrijven intern onderzoeken welke capaciteiten en oplossingen ze in huis hebben die ingezet kunnen worden voor de bescherming en toename van biodiversiteit. Dit kan belegbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld als onderdeel van een biodiversiteitsindex. Door de oplossing toegankelijk te maken voor beleggers, wordt inzichtelijk wat de kapitaalkosten zijn voor de positieve en minder positieve onderdelen van de onderneming op het gebied van biodiversiteit, wat hopelijk een incentive vormt bij de allocatie van kapitaal binnen de onderneming. Voor ons creëert dat weer een extra mogelijkheid om te beleggen.’
Met ieders blik vooruit sloot Jesse het gesprek af. ‘We moeten allemaal inzien dat we niet alleen praten over inspraak, bedrijfsdoelen of wat dan ook, maar dat we persoonlijk verantwoordelijk zijn voor het realiseren van deze verandering. We kunnen niet verwachten dat anderen het voor ons doen, het is aan ons állemaal.’
CONCLUSIE Verlies van biodiversiteit moet holistisch worden aangepakt. Klimaat, biodiversiteit, vervuiling, circulariteit en maatschappelijke thema’s zijn allemaal met elkaar verbonden. De nadruk moet niet alleen liggen op het beperken van negatieve impact, maar ook op het bevorderen van positieve impact. Juist de diversiteit en het lokale karakter maken een globale aanpak en vooral meetbaarheid een uitdaging in vergelijking met klimaatverandering. Meer transparantie en meer aandacht voor de business case van het bevorderen van biodiversiteit zijn noodzakelijk. |