Joeri de Wilde: Er is niets veerkrachtigs aan toenemende ongelijkheid
Joeri de Wilde: Er is niets veerkrachtigs aan toenemende ongelijkheid
Door Joeri de Wilde, Investment Strategist bij Triodos Investment Management
De ‘veerkracht’ van de wereldeconomie is deels te danken aan stijgende aandelenmarkten en huizenprijzen. Het is nogal misplaatst om juist deze twee tekenen van structurele en almaar toenemende ongelijkheid te bestempelen als veerkracht.
Veerkracht is in de afgelopen twee jaar in rap tempo uitgegroeid tot het populairste woord om de stand van de wereldeconomie te duiden. Ook het IMF en de OESO benadrukken in hun recente economische vooruitblik opnieuw de verrassende veerkracht van de wereldeconomie: ze zien stabiele economische groei ondanks de hogere rentes, de fikse prijsstijgingen, en een voedsel- en energiecrisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Zelf verklaren beide instanties deze veerkracht door te wijzen naar de omvangrijke overheidssteun en de extra buffer aan spaargeld die huishoudens hebben opgebouwd tijdens de COVID-lockdowns.
Vermogenseffect verklaart ‘veerkracht’
Deze factoren verklaren echter maar ten dele waarom de consumptie sinds begin 2023 vrolijk verder is gestegen (Verenigde Staten) of ‘slechts’ is gestagneerd (eurozone). Uiteindelijk draait het namelijk om het totale vermogen van huishoudens. Pas als dit totale vermogen stijgt, voelen huishoudens zich rijker en gaan ze (meer) uitgeven. Dat noemen economen het vermogenseffect. Op macroniveau zijn de waarde van het huis en het opgebouwde pensioen verreweg de belangrijkste onderdelen van het totale vermogen van huishoudens, op gepaste afstand gevolgd door spaargeld en de aandelenportefeuille. Maar pensioengelden spelen voor dit vermogenseffect wellicht minder een rol, omdat ze voor veel huishoudens minder inzichtelijk zijn en ze pas vrijkomen na het pensioen.
Blijft over de cocktail van huizenprijzen, aandelen en spaargeld. Spaargeld nam dus toe, maar belangrijker nog is dat de huizenprijzen en aandelenmarkten de afgelopen jaren ook flink stegen. Dat verklaart voor een belangrijk deel de aanhoudende consumptie. Ten opzichte van februari 2020, net voor de pandemie, stegen de huizenprijzen in zowel Nederland als de VS tot dusver met 34%, en is de MSCI World met ongeveer 40% gestegen. Geen wonder dus dat huishoudens zich op macroniveau behoorlijk comfortabel voelden en het wel aandurfden om te blijven spenderen.
Verdeling enorm scheef
Maar deze zogenaamde veerkracht op macroniveau zegt niets over de verdeling tussen de verschillende inkomensgroepen. Als we hier wat dieper in duiken, dan lijkt de classificatie van veerkracht aardig misplaatst. De meeste huishoudens behoren tot de lagere en middeninkomensgroep en bezitten geen huis of aandelen. Slechts 13% van de totale huizenwaarde kan – in zowel Nederland als de Verenigde Staten – worden toegeschreven aan de armste 40% huishoudens. Voor aandelenbezit is de verdeling nog schever: Nederlanders en Amerikanen die behoren tot de onderste 60% (!) van inkomens bezitten slechts 22%, respectievelijk 7% van de totale aandelenwaarde.
De totale vermogensgroei komt dus vooral ten goede aan het kleinere, rijkere deel van de bevolking. Maar waarom duidt de macrodata er dan op dat een flink deel van de bevolking is blijven consumeren? Dat komt deels doordat de forse toename van het vermogen van een kleine groep huishoudens ook het vertrouwen beïnvloedt van consumenten zonder noemenswaardige vermogens. De uitgebreide aandacht in de media voor de stijging van aandelenkoersen en huizenprijzen beïnvloeden positief de economische verwachtingen en daarmee (de groei van) het eigen inkomen onder de gehele bevolking. Indirect leiden hogere aandelen- en huizenprijzen dus tot een stijging van de consumptie onder alle lagen van de bevolking.
Veerkracht betekent omkijken naar iedereen
Een deel van de robuuste consumptie valt dus te verklaren vanuit verder toegenomen vermogensongelijkheid. Dat lijkt me geen goede definitie van economische veerkracht. Een echt veerkrachtig economisch systeem houdt in moeilijke tijden namelijk vooral de zwakkeren uit de wind. Toenemende ongelijkheid is daarentegen een recept voor verdere polarisatie, wat de veerkracht op langere termijn ondermijnt.