Aegon AM: Verborgen neveneffecten van economische groei

Aegon AM: Verborgen neveneffecten van economische groei

ESG
Irina Kurochkina (foto archief Aegon AM) 980x600.jpg

Hoewel betere economische vooruitzichten altijd goed nieuws zijn voor de financiële markten, gaan ze in veel ontwikkelde landen gepaard met een verslechtering van de ecologische voetafdruk. Leiders op het gebied van duurzaamheid laten vaak een bijzonder lage score zien op SDG 12. Daarom moeten afvalreductie en recycling veel meer aandacht krijgen.

Door Irina Kurochkina, CFA, Portfolio Manager, Aegon Asset Management

Het bbp-niveau en de algemene duurzame ontwikkeling van een land zijn positief aan elkaar gerelateerd, zoals te zien is in veel ESG-evaluaties. Hoewel dit verband goed opgaat voor de gemiddelde scores en sub-indicatoren voor overheidsinstellingen en sociale vooruitgang, is het verband negatief voor veel klimaatgerelateerde factoren. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door het hoge consumptieniveau in ontwikkelde landen, waardoor meer goederen moeten worden geproduceerd, wat leidt tot een hoog verbruik van energie, water en land.

Uit een beoordeling van de prestaties van landen met betrekking tot de SDGs van de Verenigde Naties1 blijkt dat landen met een hoog inkomen aanhoudend zeer laag scoren op SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie. Dat doel gaat over het bevorderen van duurzame praktijken in consumptie en productie, om zo de achteruitgang van het milieu te voorkomen die gepaard gaat met de huidige economische vooruitgang en levensstijlkeuzes.

De kwantitatieve score in de SDG-index is gebaseerd op indicatoren met betrekking tot de hoeveelheid afval per hoofd van de bevolking en afvalbeheerpraktijken, zoals recycling, evenals geïmporteerde en productiegerelateerde schadelijke uitstoot van stikstof en zwaveldioxide.

Omdat landen met een hoog inkomen tien keer zoveel afval produceren als landen met een laag inkomen, is er een duidelijke discrepantie in de scores van landen in verschillende inkomensgroepen op basis van het bbp (zoals gedefinieerd door de Wereldbank). De landen met hoge inkomens hebben een gemiddelde SDG 12-score van net rond de 60, wat veel lager is dan het gemiddelde voor andere landen, zoals Figuur 1 laat zien. Tegelijkertijd is de algemene SDG-score, die het gemiddelde vertegenwoordigt op basis van alle 17 SDGs, met 77 het hoogst voor landen met een hoog inkomen.

 

FI-3 - 2024 - SemWet Aegon AM - Figuur 1

 

Het gaat niet alleen om uitstoot

In 2022 heeft de VN 30 maart uitgeroepen tot International Zero Waste Day om zo aandacht te vragen voor niet-duurzame productie en consumptie. Het onderwerp afval is niet iets waar mensen vaak over praten of snel enthousiast over raken, maar het is een van de belangrijkste aandachtsgebieden voor duurzame ontwikkeling in ontwikkelde economieën. Het onderwerp wordt vaak overschaduwd door andere klimaatgerelateerde initiatieven, zoals het terugdringen van broeikasgasemissies. Hoewel ‘net zero’ voor broeikasgasemissies door veel regeringen en bedrijven is toegezegd, zou een ‘netto nul afval’- verplichting een beter instrument zijn om lagere emissies te bereiken, door meer inspanningen te richten op verantwoorde consumptie en productie.

Het verbeteren van de manier waarop ontwikkelde landen met hun afval omgaan is cruciaal. De focus moet daarbij niet alleen liggen op recycling, maar ook op afvalvermindering, omdat hogere inkomens meer afval produceren dat moeilijk te recyclen is. Het hogere bbp per hoofd van de bevolking stelt consumenten bijvoorbeeld in staat om kapotte dingen gemakkelijk te vervangen in plaats van deze te repareren en om overheidsbeleid voor recycling te negeren, ondanks financiële prikkels (bijvoorbeeld een plastic fles weggooien in plaats van deze terugbrengen naar een winkel in ruil voor statiegeld).

De snelheid waarmee in veel delen van de wereld nieuw afval wordt gedumpt op stortplaatsen en in oceanen is alarmerend en het wordt alleen maar erger. Een gevoelig onderwerp is ook hoe ontwikkelde landen negatieve externe effecten voor andere landen veroorzaken door bijvoorbeeld daar hun plastic afval naartoe te exporteren. Daarom ligt de druk in eerste instantie op landen met hoge inkomens, vanwege het cascade-effect op consumptieniveaus wereldwijd en niet alleen binnen hun grenzen.

 

Het is nog maar de vraag of economische groei te verzoenen is met duurzame consumptie en productie.

 

Duurzaamheidsleiders moeten ook de transitie maken

Beleggers moeten extra voorzichtig zijn met het gebruik van ESG-ranglijsten of gemiddelde scores bij het samenstellen van hun portefeuille, omdat dat misleidend kan zijn en zelfs kan leiden tot resultaten die het tegenovergestelde zijn van duurzame doelstellingen. Wij geloven dat het gedetailleerd beoordelen van gegevens in combinatie met een kwalitatieve beoordeling essentieel is om te begrijpen of een land op de goede weg is met duurzame ontwikkeling op verschillende vlakken.

Hoewel landen met een hoge score op het gebied van duurzame ontwikkeling veelal als leiders gezien worden en weinig vragen krijgen van verantwoorde beleggers, moeten deze landen ook inspanningen blijven leveren om zo hun zwakke punten te verbeteren.

Om te illustreren hoe relevant dit onderwerp is, hebben we uit 166 landen de vijf landen geselecteerd die de laagste SDG 12-scores hebben, ondanks dat ze worden gezien als behoorlijk gevorderd in hun duurzame ontwikkeling. In de SDG-index staat Denemarken op nummer 3 met een hoge gemiddelde SDG-score van 86. Toch scoort dat land op SDG 12 maar 45. Noorwegen staat op nummer 7 met een gemiddelde van 82, maar scoort op SDG 12 slechts 40. Het gemiddelde van België is 79, maar met SDG 12 niet meer dan 45, Luxemburg scoort 78 en 40, en onderaan staat IJsland met 78 en een SDG-12 score van maar 38.

Om met behoud van economische vooruitgang nieuwe wegen voor duurzame ontwikkeling te verkennen, moeten deze landen de transitie leiden. Ze hebben allemaal een hoog bbp per hoofd van de bevolking en veel van de SDGs zijn bijna volledig gehaald. De regeringen van deze landen kunnen hun land zeker sturen in de richting van duurzame consumptie en productie, zoals ze dat ook met andere SDGs gedaan hebben.

Uiteindelijk is het nog maar de vraag of economische groei te verzoenen is met duurzame consumptie en productie. De rol van nationale overheden en internationale overeenkomsten zal de sleutel zijn om zinvolle vooruitgang te boeken op SDG 12. De VN-resolutie over plasticvervuiling en aanverwante activiteiten op het gebied van afvalbeheer is een belangrijke stap om wereldwijde samenwerking te bevorderen ten gunste van de mensheid en de planeet.

Hopelijk zullen landen, bedrijven en individuen inzien dat hun ‘footprint’ voor grondstoffengebruik en afvalproductie duurzame ontwikkeling in de weg staat.

 

1 Voor alle 17 duurzame ontwikkelingsdoelen en achtergrondinformatie, zie https://unric.org/nl/duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen/

 

IN HET KORT

Economische groei in ontwikkelde landen verergert vaak de ecologische footprint door modern consumptiegedrag.

Ondanks hun algemene duurzame ontwikkeling, scoren landen die een hoge ranking hebben in de SDG-index, laag op SDG 12 voor verantwoorde consumptie en productie.

Afvalreductie en recycling zijn cruciaal voor duurzame ontwikkeling.

Leiders op het gebied van duurzaamheid moeten zwakke punten verbeteren, terwijl ze economische groei behouden, met steun van nationale overheden en internationale overeenkomsten.

Bijlagen