MFS: Positieve factorrendementen rond eerste Fed-renteverlaging

MFS: Positieve factorrendementen rond eerste Fed-renteverlaging

Rente Fed
Federal Reserve Washington.png

Beleggingsstrategieën die aandelen selecteren op basis van factoren, zoals winstmomentum, prijsmomentum, waarde, kwaliteit en sentiment, doen het goed rond het moment waarop de Federal Reserve (Fed) de rente voor het eerst verlaagt na een reeks van verhogingen.

Dit blijkt uit onderzoek van kwantitatief analist Noah Rumpf van vermogensbeheerder MFS. Terwijl het jaar 2024 vordert, is de marktconsensus dat de Fed de federal funds rate zal verlagen na jaren waarin het basistarief werd opgetrokken. Met het oog hierop lijkt het de Amerikaanse vermogensbeheerder nuttig inzicht te verschaffen in factorrendementen gedurende eerdere periodes van rentedaling.  

Met dit doel heeft MFS alle wijzigingen van minimaal 20 basispunten in de federal funds target rate tussen 1971 en 2023 bestudeerd. Vervolgens zijn alle initiële verlagingen die volgden op een tijdsspanne van oplopende tarieven vastgesteld. Dit waren er 20.

Waarde, kwaliteit en sentiment 

Vervolgens is gekeken naar de rendementen van de door het kwantitatieve model van MFS geselecteerde Amerikaanse aandelen op grond van de factoren waarde, kwaliteit, winstmomentum, koersmomentum en sentiment. Zowel voor als na de initiële renteverlaging waren de rendementen positief.  

Relatief was het rendement van het model het hoogst in de drie maanden na de eerste renteverlaging. In deze maanden waren het met name de factoren waarde, kwaliteit en sentiment die het best presteerden.  

Jaar na eerste verlaging 

Over het algemeen waren de modelrendementen het hoogst in het jaar na het inzetten van de renteverlagingen vergeleken met het jaar ervoor (0,41% tegen 0,37%). Dit kan verklaard worden door het feit dat de factorrendementen in het jaar ervoor volatieler zijn.  

Samenvattend, wijst de MFS-analist erop dat de resultaten van het onderzoek behulpzaam zijn om de dynamiek achter de factorrendementen ten tijde van keerpunten in de rentecyclus te doorgronden. Hij maakt daarbij de kanttekening dat de rendementsverschillen mogelijkerwijs niet groot genoeg zijn voor het timen van factoren.