DNB: Opgebouwde pensioen verschilt sterk

DNB: Opgebouwde pensioen verschilt sterk

Pensioen
Pensioen-spaarvarken-paraplu-bescherming-sparen.jpg

Voor doorsnee huishoudens geldt een pensioeninkomen uit de 4 pijlers van € 50.000 bruto per jaar: vervangingsratio 78%. Maar 1 op 10 zit onder de volledige AOW.

‘Nederlandse huishoudens kunnen na pensionering ongeveer 60% van het eerdere inkomen vervangen met AOW en aanvullende pensioenen,’ zo concludeert DNB uit eigen analyse over de toereikendheid van pensioen. ‘Als ook spaargeld wordt meegenomen gaat het om 63%. Soms kiezen mensen er bewust voor om het totale vermogen inclusief overwaarde in de eigen woning ook aan te wenden voor pensioen. Dan komen huishoudens in doorsnee uit op 78%. Het opgebouwde pensioen verschilt sterk tussen typen werkenden en sociaaleconomische groepen.’

Doorsnee pensioeninkomen

‘Het doorsnee huishouden is het middelste huishouden in de verdeling van pensioeninkomens: 50% heeft een hoger pensioeninkomen, en 50% een lager pensioeninkomen. Voor het doorsnee huishouden geldt een pensioeninkomen uit de eerste drie pensioenpijlers (AOW, pensioen via de werkgever, en vrijwillige pensioenproducten) van zo’n € 33.000 bruto per jaar. Dit betekent dat deze huishoudens na pensionering nog 60% van hun ‘gemiddelde inkomen voor pensionering’ ontvangen,’ de vervangingsratio. ‘Wanneer we spaargeld en beleggingen meetellen, stijgt het verwachte pensioeninkomen naar € 37.000 bruto per jaar en de vervangingsratio naar 63%. Daarnaast kiezen mensen er soms voor om ook andere vormen van vermogen, bijvoorbeeld overwaarde in de eigen woning, aan te wenden voor pensioen. Inclusief het totale vermogen komen we op € 50.000 bruto per jaar en een vervangingsratio van 78% voor het doorsnee huishouden. We hebben het vermogen omgerekend naar een pensioeninkomen door het te delen door het aantal verwachte resterende levensjaren na pensionering.’

Pensioen voor de meeste huishoudens minimaal gelijk aan AOW-uitkering 

‘Ongeveer één op de tien huishoudens heeft een verwacht bruto pensioeninkomen uit de eerste drie pijlers dat lager ligt dan de volledige AOW. Deze huishoudens hebben een onvolledige AOW-opbouw doordat ze een periode in het buitenland hebben gewoond en onvoldoende pensioeninkomen hebben opgebouwd in de tweede en derde pijler, om boven de AOW-grens uit te komen. Overigens betekent dit niet direct dat deze huishoudens ook daadwerkelijk in armoede raken na pensionering. Zij kunnen een beroep doen op de aanvullende inkomensvoorziening ouderen, AIO.’

In hoeverre kan de levensstandaard worden voortgezet?

‘Voor de vraag of pensioen toereikend is, kijken we ook naar de verandering van inkomen na pensionering. Is het pensioen hoog genoeg om de levensstandaard voort te zetten?’ ‘Huishoudens met een laag inkomen kunnen meer dan 80% van het oude inkomen voortzetten met pensioeninkomen uit de eerste drie pijlers. Voor deze mensen is de AOW, eerste pijler, de belangrijkste bron van inkomen na hun pensionering. Voor hogere inkomens is de tweede pijler, het pensioen dat werkenden via hun werkgever opbouwen, een relatief belangrijk onderdeel.’ ‘Dat geldt ook voor het vermogen, de vierde pijler. Het vermogen bestaat uit financieel vermogen, zoals spaargeld, dat relatief eenvoudig kan worden ingezet, en uit andere vermogensvormen, zoals overwaarde van de eigen woning of geld in een eigen bedrijf. Relatief weinig mensen maken gebruik van de derde pijler, vrijwillige pensioenspaarproducten.’

‘Vooral voor zelfstandigen kan het lastig zijn om de levensstandaard na pensionering voort te zetten zonder daarbij hun vermogen aan te wenden. Het verwachte pensioeninkomen uit de eerste drie pijlers is 46% van het eerdere inkomen, ten opzichte van 59% voor werknemers.’ Echter, ‘door het hogere vermogen in de eigen woning of onderneming aan te wenden voor pensioen, is het pensioeninkomen voor de doorsnee werknemer en de doorsnee zelfstandige ongeveer gelijk.’