DNB: Groei belegd vermogen pensioenfondsen
DNB: Groei belegd vermogen pensioenfondsen
Dankzij de sterk gestegen beurzen steeg het belegd vermogen van pensioenfondsen met 2% naar € 1.687 miljard, ondanks verliezen op beleggingen in obligaties en derivaten.
‘Pensioenfondsen boekten dankzij de wereldwijd sterk gestegen beurzen over eerste kwartaal van 2024 forse koerswinsten van bijna € 36 miljard op hun beleggingen in aandelen en participaties,’ meldt DNB vandaag. ‘Het belegd vermogen steeg hierdoor met 2% naar € 1.687 miljard, ondanks verliezen op beleggingen in obligaties en derivaten.
Beurzen wereldwijd noteerden sterke koersstijgingen over het eerste kwartaal van 2024. De MSCI-World index steeg in deze periode bijvoorbeeld omgerekend in euro’s met 11%. De koerswinst van pensioenfondsen op hun beleggingen in aandelen bedroeg in het eerste kwartaal € 26 miljard. Participaties in beleggingsfondsen werden tegelijkertijd € 10 miljard meer waard.’ ‘Dit laatste betreft het saldo over diverse typen beleggingsfondsen, waaronder aandelenfondsen - die in waarde stegen - maar ook obligatiefondsen, waarvan de koersen daalden.’
Verliezen op afdekking renterisico
‘Tegenover de winsten op aandelen en participaties stonden verliezen op beleggingen in schuldpapier (€ 9,4 miljard) en op rentederivaten (€ 2,0 miljard).’ ‘Deze koersdalingen komen voort uit de gestegen rente (over een looptijd tot 10 jaar). Met deze instrumenten beogen pensioenfondsen een deel van het renterisico af te dekken dat zij lopen over hun langlopende verplichtingen aan deelnemers.’ ‘De posities in schuldpapier en derivaten daalden in waarde terwijl het prijseffect op de pensioenverplichtingen over het eerste kwartaal van 2024 positief was (zij het marginaal: € 0,9 miljard). Met andere woorden, er werden verliezen geleden op de afdekking van het renterisico over de verplichtingen daar waar de verplichtingen zelf vrijwel onveranderd bleven. Dit tegen-intuïtieve verschil wordt veroorzaakt door het ‘draaien’ van de rentetermijnstructuur in het vierde kwartaal van 2024. Over looptijden tot 10 jaar steeg de rente, terwijl deze over langere looptijden juist licht daalde.’
‘De - voor het kortere deel van de rentetermijnstructuur gevoelige - waarde van de renteafdekking in de vorm van beleggingen in obligaties en derivatencontracten daalde, terwijl de - voor het langere deel gevoelige – waarde van de verplichtingen juist steeg (zij het marginaal). Idealiter zou de duration van het instrumentarium waarmee het renterisico wordt afgedekt vergelijkbaar zijn met dat van de verplichtingen. Echter, hiervoor ontbreekt het in de markt voor voldoende financiële instrumenten, waardoor pensioenfondsen genoegen moeten nemen met een niet perfecte afdekking.’