Dick Kamp: Risicomanagement en de arbeidsvoorwaardelijke driehoek
Dick Kamp: Risicomanagement en de arbeidsvoorwaardelijke driehoek
Door Dick Kamp, Director Pension, Investment & Risk bij Milliman Pensioen
De wereld bestaat uit driehoeken. Een driehoek geeft stabiliteit. Een tafel met drie poten staat stevig. Zo is het ook in de pensioenwereld. De meest bekende pensioendriehoek betreft die van premie/risico/ambitie. Deze staat centraal in het overleg met sociale partners en het pensioenfonds.
Maar er is nog een andere driehoek, te weten de driehoek van het arbeidsvoorwaardelijke overleg. Over de werking van deze driehoek bestaat onzekerheid. Ik zal eerst deze onzekerheid schetsen en dan vervolgens nader ingaan op de driehoek.
Wat is het geval? In de driehoek premie/risico/ambitie is de pensioenuitkomst (lees: ambitie) afhankelijk van de ingelegde premie en de gerealiseerde beleggingsrendementen (lees: risico). Op het moment dat de ambitie ‘gemakkelijk’ gehaald of zelfs overtroffen wordt, wat gebeurt er dan met de premie? Gaat deze omlaag? Dat lijkt een logische redenatie. En voor wie is die besparing dan?
De onderdelen van de driehoek van het arbeidsvoorwaardelijke overleg zijn: totale kosten arbeidsvoorwaarden/pensioen/‘andere’ onderdelen van de arbeidsvoorwaarden. Het totaal aan arbeidsvoorwaarden wordt ook wel de ‘employee value proposition’ genoemd. Enigszins vereenvoudigd bestaat dit uit de volgende onderdelen[1]: primaire arbeidsvoorwaarden (loon, bonus), secundaire arbeidsvoorwaarden (vakantiedagen/pensioen en dergelijke), carrièremogelijkheden, werkklimaat en bedrijfscultuur.
Het hiervoor geschetste risico betreft dat er financiële middelen ‘verdwijnen’ uit de driehoek van het arbeidsvoorwaardelijk overleg (premieverlaging) als gevolg van behaalde resultaten. Dus een besparing op pensioen leidt tot een besparing op de arbeidsvoorwaarden. Wellicht een niet hele rare gedachte voor diegenen die al lang in de sector werken. Immers, in de vorige eeuw bestond het fenomeen premie-holiday. Dat wil zeggen dat een werkgever geen premie hoefde te betalen wanneer de financiële positie van het pensioenfonds heel goed was. Dat wil zeggen dat de opbouw van nieuwe aanspraken gefinancierd kon worden vanuit het opgebouwde vermogen. Het voordeel hiervan werd door de werkgever ’geïncasseerd’.
Hierbij dient te worden aangetekend dat de werkgever in die tijd ook veelal verantwoordelijk was voor tekorten. Er was vaak ook een zogenaamde bijstortingsverplichting. Van een free lunch was geen sprake. Inmiddels is er een andere tijd aangebroken. Voor de meeste pensioenregelingen geldt dat de deelnemer de risicodrager is. De premie en de ambitie zijn de resultante van het arbeidsvoorwaardelijk overleg tussen sociale partners. De ambitie onder het FTK is de hoogte van de pensioenaanspraak, doorgaans met een wens tot het gedeeltelijk bijhouden van de inflatie.
Terug naar het risico. Wat nu als onder de Wtp de gerealiseerde pensioenuitkomst de geformuleerde ambitie ‘dreigt’ te overstijgen? Gaat de premie dan omlaag? En zo ja, waar blijft dat geld dan?
Er speelt hierbij een tweetal zaken. Ten eerste, periodiek is er overleg over de invulling van de (eerste) driehoek: premie/risico/ambitie. Het is maar zeer de vraag of resultaten uit het verleden aanleiding geven om naar de toekomst toe iets te verrekenen in de driehoek. Na goede tijden kunnen immers ook heel goed mindere tijden aanbreken. Dus is het mijn verwachting dat in het overleg over de invulling van de driehoek premie/risico/ambitie alleen prospectief gekeken zal worden. Dus alleen naar rendementsverwachtingen en beleggingsrisico’s op het moment van overleg. En bij hogere verwachte rendementen kan dat een lagere premie opleveren.
In het recente verleden hebben we gezien dat bij lagere verwachte rendementen de premie omhoog werd bijgesteld en tegelijkertijd de ambitie (het opbouwpercentage onder het FTK) omlaag.
Dit is waar de tweede driehoek komt kijken. De pensioenpremie maakt deel uit van de secundaire arbeidsvoorwaarden. Op het moment dat minder premie nodig is om de gewenste ambitie naar verwachting te realiseren, ligt het voor de hand dat dit middelen vrijmaakt om andere onderdelen van de secundaire of primaire arbeidsvoorwaarden te verbeteren. De krachten binnen het arbeidsvoorwaardelijk overleg tussen sociale partners zullen dit (moeten) waarborgen. Het is derhalve aan partijen om te overleggen dat er geen geld uit het systeem verdwijnt.
Dit inzicht levert mijns inziens een tweetal te overdenken zaken op.
Ten eerste, de kracht van het arbeidsvoorwaardelijk overleg is in het belang van het systeem en wordt belangrijker onder de Wtp. Ten tweede, er is een nadrukkelijke plaats en doelstelling van de uitvoering van de pensioenregeling in de totale waardepropositie van de arbeidsvoorwaarden. Het is niet geïsoleerd. Bij de doorontwikkeling van de waardepropositie van het pensioenfonds zelf is het daarom belangrijk om de plaats en doelstelling te kennen en deze zo mogelijk door te ontwikkelen. Met andere woorden, bestuurders zullen moeten zorgdragen dat de waardepropositie ook betekenis krijgt in het overleg met sociale partners.
Beste pensioenfondsbestuurder, kent u de plaats en de doelstelling van de arbeidsvoorwaarde pensioen? En welke ontwikkeling ziet u en brengt u in, in het overleg met sociale partners?
Dit is de tweeëndertigste column in een serie over risicomanagement. De serie heeft tot doel de lezer te prikkelen om risicomanagement te beschouwen als een integraal onderdeel van het runnen van een pensioenfonds.