Ronde Tafel Biodiversiteit - Deel 2: Hoe kunnen beleggers biodiversiteit meten en benchmarken?
Ronde Tafel Biodiversiteit - Deel 2: Hoe kunnen beleggers biodiversiteit meten en benchmarken?
Hoe kunnen beleggers biodiversiteit meten en benchmarken? En hoe kunnen ze het thema implementeren in hun portefeuilles? ‘In deel 2 van de Ronde Tafel ‘Biodiversiteit bespraken 7 experts de praktische aspecten van het thema.
Door Bouko de Groot
Dit is deel 2 van het verslag. Deel 1 lees je hier, deel 3 lees je hier.
VOORZITTER: Gerrit Jan van den Brink, Probability & Partners
DEELNEMERS: Willem Visser, T. Rowe Price Michel Scholte, Impact Institute Jacqueline Duiker, VBDO Peter van der Werf, Robeco Christine Wortmann, WWF-NL Arjan Ruijs, Cardano Robert-Alexandre Poujade, BNP Paribas Asset Management |
Hoe kunnen we biodiversiteit meten en benchmarken?
Ruijs: ‘We zouden voor biodiversiteit naar één enkele benchmark of één specifiek cijfer kunnen gaan gebruiken, zoals CO2 bij klimaat. Ik vraag me alleen af of dat voldoende hulp biedt aan bedrijven om daadwerkelijk actie te ondernemen. Voor een bedrijf is het veel beter dat ze weten hoeveel water ze gebruiken als ze zich in een gebied met waterschaarste bevinden, of hoeveel ze vervuilen, of hoeveel de bodemvruchtbaarheid afneemt. Dat zijn relevante zaken. De grootte van een overkoepelende biodiversiteitsbenchmark is veel minder relevant voor hen. Voor ons als belegger is het interessant ja, omdat we dat dan aan onze klanten kunnen laten zien. Maar om er actie op te ondernemen, is het minder relevant, denk ik.’
Poujade: ‘Er is een hoop data en er zijn al veel tools. Het probleem is hoe je die allemaal koppelt aan bruikbare informatie voor de besluitvorming. Dus voor een bedrijf om zijn praktijken te veranderen, voor een belegger om over te stappen naar een biodiversiteitvriendelijker bedrijf in vergelijking met een ander, enzovoort. Er is dus geen gebrek aan data, maar een gebrek aan bruikbare data en informatie. Met name over de oceaan. Daar is een enorme onderinvestering geweest van dataproviders.’
Duiker: ‘Het is inderdaad makkelijk om cijfers te pakken en aan het rekenen te slaan, maar dat is niet altijd relevant. We nemen te makkelijk aan dat alles te kwantificeren is of moet zijn. Maar kwalitatieve informatie is ook prima te managen. Alleen anders, dat is iets waar we aan moeten wennen. Dat begint overigens bij het bepalen van wat belangrijk is, de normen, een morele opinie. Aan de andere kant is ons financiële denkkader als zodanig ook gebaseerd op een sociale constructie, dus zoveel anders is het allemaal niet.'
Wortmann: ‘We horen vaak dat de natuur niet meetbaar is en dat de data niet goed is. Maar van de natuur kunnen we alles weten, want als je ons of andere experts een heel specifieke vraag stelt, bijvoorbeeld over de staat van een soort of van een lokaal ecosysteem, dan kunnen we je dat heel gedetailleerd vertellen. Dus er is veel data, het is alleen niet beschikbaar voor directe invoer in het financiële model. Die waargenomen datakloof is te overbruggen door allianties met andere experts, met kennisinstellingen, universiteiten, enzovoort.’
We nemen te makkelijk aan dat alles te kwantificeren is of moet zijn. Maar kwalitatieve informatie is ook prima te managen.
Van der Werf: ‘Wij ontwikkelen een zogenaamd biodiversiteitsverkeerslicht, waarvoor we samenwerken met experts in het WNF-netwerk, om de transitie naar meer verbetering in de aanpak ten aanzien van biodiversiteit op sectorniveau te definiëren. Dat maakt inzichtelijk hoe een bedrijf presteert op biodiversiteitsmaatstaven, dus bedrijven die in het rood scoren, en dan via oranje naar lichtgroen. Daarbij is er dan ook nog donkergroen, voor oplossingenaanbieders, maar die zijn momenteel nog erg schaars in het biodiversiteitssegment. De meeste bedrijven zitten nog in een transitiespectrum, en binnen dat gebied willen we met ons onderzoek onze beleggingsteams ook verder opleiden, zodat ze portefeuilles binnen zo’n transitiespectrum kunnen optimaliseren. Die verkeerslichten kunnen ze dan aan klanten laten zien, zodat ze beslissingen kunnen gaan nemen in de trend van ‘we willen geen bedrijven meer die in het rood scoren.'
Hoe kunnen we het thema biodiversiteit (beter) implementeren?
Van der Werf: ‘Daar hebben wij dat benchmarkverkeerslicht voor ontwikkeld. We willen dan dat je bijvoorbeeld van rood naar oranje gaat. Dat betekent niet dat als je in oranje zit, je het hebt opgelost, maar je hebt in ieder geval een aantal van je oorzaken van biodiversiteitsverlies verminderd. Het helpt bij het engagen, omdat we het daarmee aan bedrijven kunnen uitleggen. De volgende stap is dat bedrijven zichzelf ermee kunnen gaan benchmarken en zo kijken welke praktijken ze kunnen implementeren om te verbeteren. Op die manier kan dan langzaam kapitaal verschuiven naar bedrijven die het beter doen.'
Poujade: ‘Je moet kijken hoe je het beste gebruik kan maken van je eigen bestaande beleid en niet gaan wachten op nieuwe regels of overheidsbeleid. Beleggers en bedrijven hebben uiteraard al een eigen beleid. Soms omvat dat biodiversiteit nog onvoldoende, maar dan nog kan je het bestaande beleid gebruiken voor ambitieuze biodiversiteitsdoelstellingen. En dat moet je niet alleen willen doen: niemand kan in zijn eentje de strijd tegen biodiversiteitsverlies winnen. Dus moet er heel veel worden samengewerkt. Wij doen dat door lokale hulp te vragen en bijvoorbeeld samen te werken met wetenschappers voor kennis en metingen ter plekke.'
Duiker: ‘Hier is het raakvlak tussen private markten en overheden interessant. Veel institutioneel kapitaal is belegd in staatsobligaties. Daar raken private en publieke belangen elkaar en daar kan je dus echt werken aan verandering op systeemniveau. Beleggers kunnen bijvoorbeeld overheden aanzetten om zich te houden aan internationale afspraken en misschien wel ambitieuzer te zijn in hoe ze het publieke belang besturen met betrekking tot biodiversiteit. Een andere manier waarop de private sector invloed kan uitoefenen op de publieke sector is met lobbyen. Veel bedrijven zeggen dat biodiversiteit ‘uiteraard’ heel belangrijk is en prioriteit heeft, maar dan blijkt dat het lobbyen plaatsvindt aan de andere kant. Dus beide actoren ontmoeten elkaar op dit raakvlak, maar zitten vaak totaal niet op één lijn. Institutionele beleggers kunnen proberen om de twee dichter bij elkaar te krijgen.’
Je moet kijken hoe je het beste gebruik kan maken van je eigen bestaande beleid en niet gaan wachten op nieuwe regels of overheidsbeleid.
Visser: ‘Het belang van externe en specifieke expertise is al genoemd. Want vooral als het aankomt op delicate kwesties die er echt toe doen, bijvoorbeeld duurzame aquacultuur, dan zie je vaak per situatie of locatie een heel andere discussie met een heel andere set negatieve externaliteiten die daaraan verbonden zijn. Daarom hebben ook wij een extern wetenschappelijk adviescomité opgericht waar we een beroep op kunnen doen. Wat wij als vermogensbeheerders moeten doen, is diezelfde dienst aanbieden aan emittenten. Als ze bijvoorbeeld een blue bond willen uitgeven en zorgen hebben over de rapportage, dan moeten we die discussie met die externe specialisten actief toestaan en faciliteren, zodat we die discussie later niet meer hoeven te voeren. Dat is trouwens nog belangrijker in opkomende markten. Kortom, je moet met de emittenten in gesprek gaan.'
Ruijs: ‘Een van de onderwerpen waar we ons ook meer op moeten richten, is hoe we met de toeleveringsketen omgaan. Wijzelf beleggen bijvoorbeeld voornamelijk in beursgenoteerde bedrijven. Die hebben een enorme impact, maar het grootste deel van alle impact gaat via de toeleveringsketen. In de landbouw zijn dat vooral niet-beursgenoteerde bedrijven. Die zijn voor ons een black box, we kunnen ze alleen maar beïnvloeden via de bedrijven waarin wij beleggen.'
Scholte: ‘De IFRS zou af moeten stappen van de enkele materialiteitsdefinitie van de ISSB en die verbreden naar de dubbele materialiteitsdefinitie die de EUcommissie heeft ingebed in de CSRD. Dat zou het leidende principe moeten zijn, zodat het wordt overgenomen door de GAAP en door de Aziatische markten. Dat kan er echt voor zorgen dat bedrijven en kapitaalmarkten alle stakeholders erbij moeten betrekken en niet alleen de aandeelhouders.’
Wortmann: ‘Als natuurbeschermingsorganisatie hebben we geleerd dat de enige manier om aan effectief natuurbehoud te doen, is door de lokale gemeenschap erbij te betrekken. Die is het best in het behouden en herstellen van de natuur. Wat we ook zien, is dat daar waar er exploitatie van de natuur plaatsvindt, er ook exploitatie van mensen is. Die twee dingen gaan vaak hand in hand. Dus als je risicoanalyses doet, dan zullen die hotspots overlappen. Dat laat ook zien dat het onmogelijk is om die twee ESG-onderwerpen los van elkaar te zien, vooral vanuit een actiepuntperspectief.'
Jacqueline Duiker Jacqueline Duiker is Senior Manager bij de VBDO en oprichter van Future Value Matters. Daarvoor bekleedde ze verschillende functies bij ING Groep. Ze heeft uitgebreide ervaring in de voorhoede van het verduurzamen van financiële markten. Duiker ondersteunt, inspireert en daagt het senior management van ondernemingen en financiële instellingen uit om duurzaamheid te integreren in de kern van de organisatie. |
Robert-Alexandre Poujade Robert-Alexandre Poujade is Biodiversity Lead bij BNP Paribas Asset Management. Hij vertegenwoordigt BNP Paribas als plaatsvervangend lid van de TNFD, hij is Lid van Partnership for Biodiversity Accounting Financials (PBAF) en van de Stuurgroep Corporate Biodiversity Footprint van Iceberg Data Lab. Eerder werkte hij als Structurer in het Structured, Guaranteed and Assymetrische Solutions-team van BNPP AM. |
Arjan Ruijs Arjan Ruijs is Senior Responsible Investment Officer bij Cardano en Team Lead Beleid & Innovatie in het Cardano Sustainability-team. Hij is verder betrokken bij de Finance for Biodiversity-werkgroepen en de Partnership on Biodiversity Accounting for Financials (PBAF). Ruijs heeft een achtergrond in milieu-economisch onderzoek bij het Planbureau voor de Leefomgeving en Wageningen Universiteit, en heeft een PhD in Economie van de Rijksuniversiteit Groningen. |
Michel Scholte Michel Scholte is Directeur en Medeoprichter van Impact Institute en van True Price. Ook is hij Bestuurslid van de Impact Economy Foundation. Hij richtte verder de CSRD Academy, CSRD Day CSRD Awards en CSRD.org op. Eerder was hij Stuurgroeplid van het Netherland Food Partnership. MVO Nederland verkoos hem tot Minister van de Nieuwe Economie. Scholte heeft een Master Sociologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. |
Willem Visser Willem Visser is Sector Portfolio Manager, Emerging Markets and Impact Fixed Income bij T. Rowe Price. Hij is tevens Vice President bij T. Rowe Price Group en bij T. Rowe Price International Ltd. Voordat in 2017 bij het bedrijf kwam, werkte hij onder meer bij NN Investment Partners, Aegon Asset Management en Antaurus Capital Management. |
Peter van der Werf Peter van der Werf is Hoofd Actief Aandeelhouderschap bij Robeco. Hij geeft leiding aan het corporate en sovereign engagement programma in het Active Ownership-team en is tevens Portfolio Manager SDG Engagement Equities. Verder is hij Lid van de Adviesraad van de stichting Finance for Biodiversity. Van der Werf begon zijn carrière in 2007 en heeft een Master in Milieuwetenschappen van Wageningen Universiteit. |
Christine Wortmann Christine Wortmann is Nature & Finance Lead bij WWF-NL. Als onderdeel van het Green Finance team richt zij zich op het vergroenen van de Nederlandse financiële sector. Ze focust daarbij op de integratie van natuurgerelateerde risico’s en kansen in financiële besluitvorming, regelgeving en toezicht. Met een achtergrond in milieurecht heeft ze uitgebreide ervaring in het ontwikkelen van duurzaamheidsstrategieën voor klimaat en natuur. |