Carmignac: Energietransitie zal inflatie komende 10 jaar aanwakkeren

Carmignac: Energietransitie zal inflatie komende 10 jaar aanwakkeren

Inflatie Energietransitie
Klimaat (07) CO2

De pogingen om de temperatuurstijging met 1,5° Celsius te beperken, kunnen de inflatie de komende tien jaar met 1,6%-punt per jaar doen stijgen. Dit blijkt uit onderzoek van de Franse vermogensbeheerder Carmignac. Het alternatief van niets doen leidt overigens ook tot hogere prijzen. 

Klimaatverandering is inherent inflatoir. Stijgende gemiddelde temperaturen, natuurrampen en blijvende milieuveranderingen zullen negatieve effecten hebben op het aanbod van goederen en arbeid en de lokale vraag doen toenemen. De Europese Centrale Bank (ECB) schat dat ongecontroleerde klimaatverandering alleen al in het komende decennium de jaarlijkse algemene inflatie met 1% tot 3%-punt laat stijgen. 

In tegenstelling tot het scenario waarin we niets doen tegen klimaatverandering, zijn de inflatoire effecten van de energietransitie voorspelbaarder en beter in de tijd te overzien. Carmignac identifceert in het onderzoeksstuk The inflated cost of the energy transition vier bronnen van inflatie als gevolg van de energietransitie.  

Groene inflatie en fossielinflatie 

Voor de overgang naar een groen energiesysteem zullen energieproducerende machines gebouwd moeten worden, zoals windturbines en zonnepanelen, maar ook en batterijen en EV-infrastructuur. Dit leidt tot een hogere vraag naar kritieke grondstoffen, zoals metalen en mineralen. Er is nu al sprake van ‘groene inflatie’, want de kosten van windturbines zijn met 40% gestegen door de hogere productiekosten. De waarschijnlijke verdubbeling van de reële prijs van metalen, zoals nikkel en koper, die nodig zijn voor de transitie de komende tien jaar kan volgens het onderzoek 0,1%-punt toevoegen aan de inflatie. 

De overgang naar duurzame energieën zal producenten van fossiele brandstoffen ertoe aanzetten om het onderhoud en de investeringen in de exploitatie van olie en gas te verminderen of te stoppen. Gezien het natuurlijke verval van bestaande velden leidt dit tot een lagere productie, dus prijsstijgingen. Carmignac noemt dit ‘fossielflatie’. Om de vraag in evenwicht te brengen met de olieproductie, zijn er prijsstijgingen van ongeveer 20% per jaar nodig, wat zich vertaalt in een extra 0,8%-punt inflatie per jaar. 

Vraagflatie en strandflatie 

‘Vraagflatie’ is het resultaat van de noodzakelijke onttrekking van middelen aan andere toepassingen in de economie. Voor elke toename in groene investeringen, zal een vergelijkbare hoeveelheid consumptie moeten worden uitgesteld, door een combinatie van hogere prijzen en hogere reële rente. De nodige herallocatie van productiefactoren zal faillissementen van bedrijven veroorzaken en omscholing van arbeid vergen, wat op de economie als geheel weegt.  

Groene technologie kan pas op grote schaal toegepast worden als ze concurrerend in kosten of als superieur worden beschouwd. Voor elektriciteit is dit het geval, maar voor sectoren als cement, staal en lucht- en scheepvaart is daar een groene prijspremie van 25% tot 300% voor nodig. Die leidt tot zogenaamde ‘stranded assets’. Het prijsopdrijvend effect noemt Carmignac ‘strandflatie’. Vraagflatie en strandflatie zullen samen elk jaar 0,7%-punt extra bijdragen aan de nominale inflatie. 

Centrale banken aan zet 

Al met al schat Carmignac daarom dat de energietransitie de inflatie over een periode van 10 jaar met ongeveer 1,6%-punt per jaar zal verhogen, voordat deze begint af te nemen naarmate de fossiele inflatie omslaat in deflatie en de investeringscyclus zijn hoogtepunt heeft bereikt.  

Deze overgangsperiode zal centrale banken, als bewakers van de prijsstabiliteit, voor grote uitdagingen stellen. Ze moeten beslissen of door deze tijdelijke inflatie heen moet worden gekeken, met het risico dat de inflatieverwachtingen voor de lange termijn worden verankerd, of dat ze maatregelen moeten nemen om deflatie in andere delen van de economie te genereren.