Ronde Tafel Sustainable Credits & Climate Transition Credits - Deel 2: Wet- en regelgeving

Ronde Tafel Sustainable Credits & Climate Transition Credits - Deel 2: Wet- en regelgeving

Klimaatverandering Obligaties Energietransitie Impact beleggen
FI-7 - 2024 - RT 20-sept Sustainable Credits & Climate Transition Credits.jpg

Hoe beïnvloedt wet- en regelgeving de risico-rendementsverhouding in de groene obligatiemarkt? Volgens de deelnemers aan de Ronde Tafel Sustainable Credits & Climate Transitions Credits is een flexibele en pragmatische houding essentieel.

Door Baart Koster

Dit is deel 2 van het verslag. Deel 1 lees je hier, deel 3 verschijnt op donderdag 12 december.

 

VOORZITTER:

Harry Geels, Auréus

 

DEELNEMERS:

Viktor Stunnenberg, Achmea Investment Management

Petra Stassen, AF Advisors

Sarah Peasey, Neuberger Berman

Jaap Hoek, Russell Investments

Jessica Zarzycki, Nuveen

Nicolas Racaud, Rothschild &Co Asset Management

 

Focus op de emittent

Vervolgens wilde Geels weten hoe regelgeving de risico-rendementsverhouding in de groene obligatiemarkt beïnvloedt. De deelnemers benadrukten dat, naast duurzaamheid, financiële prestaties essentieel blijven voor beleggers. Zarzycki stelde dat zelfs bij duurzame obligaties de fundamentele kredietwaardigheid van de emittent centraal moet staan. ‘Je moet geen rendement opofferen om in deze structuren te investeren. Op de lange termijn kan dat de markt juist belemmeren.’ Stunnenberg wees erop dat het risico-rendementsprofiel van groene obligaties doorgaans vergelijkbaar is met dat van reguliere obligaties, maar dat er uitzonderingen zijn. ‘De real estate-sector was anderhalf jaar geleden oververtegenwoordigd in de groene obligatiemarkt, waardoor het rendement hoger lag dan in de reguliere markt.’

Peasey merkte op dat de markt voor gelabelde obligaties weliswaar snel is gegroeid, maar dat deze in vergelijking met de bredere vastrentende markt klein is. ‘Gelabelde obligaties maken slechts circa 5% van de totale schuldmarkt uit, en binnen die uitgifte is er nog steeds een gebrek aan diversificatie. Slechts 7% van de totale gelabelde obligatiemarkt heeft betrekking op CO2-intensieve sectoren, en zelfs dán is dit voornamelijk geconcentreerd in elektrische nutsbedrijven en de auto-industrie, waar de energietransitie al behoorlijk vergevorderd is. Dit betekent dat het grootste deel van de leningen die zullen worden uitgegeven in CO2-intensieve sectoren waarschijnlijk ongelabeld blijven. Dit is een enorme kans voor niet-gelabelde obligaties,’ aldus Peasey.

Vervolgens uitte ze haar bezorgdheid over de introductie van de Green Bond Standards van de EU, die sommige bedrijven kunnen ontmoedigen om groene obligaties uit te geven. Hoewel de standaarden vrijwillige openbaarmakingsvereisten betreffen, stellen ze hogere verwachtingen aan bedrijven bij de uitgifte van groene obligaties door het gebruik van de opbrengst te koppelen aan toegewezen projecten die zijn afgestemd op de EU Taxonomie. Hierdoor zou de uitgifte van groene obligaties kunnen dalen. Racaud sloot zich hierbij aan en benadrukte dat de huidige premies voor groene obligaties nog steeds onvoldoende zijn om bedrijven te compenseren voor de kosten en beperkingen van de nieuwe regelgeving. ‘Hoewel we ons moeten realiseren dat de markt nog steeds in ontwikkeling is en zich in de loop van de tijd zal aanpassen,’ voegde hij eraan toe.

Te strikte naleving raakt mogelijk rendement
 
Hoek benadrukte dat een te streng beleid kan leiden tot ongewenste uitsluitingen binnen de markt. ‘De Parijse benchmark sluit bedrijven uit die we juist nodig hebben voor de transitie, zoals mijnbouw- en oliebedrijven. We moeten ons afvragen of deze beperking effectief is.’ Hoek bepleitte een bredere kijk op de markt, waarbij transitieobligaties ook een rol spelen in het verduurzamen van ‘bruine’ industrieën. ‘Maar ga ook niet voorbij aan de complexiteit van de EU Taxonomie en hoe moeilijk het is voor obligatiefondsen om aan alle eisen te voldoen,’ merkte Stassen op. ‘Het is bijna onmogelijk om een fonds 100% op de EU af te stemmen. We moeten klanten beter uitleggen dat dit niet de enige maatstaf voor duurzaamheid is,’ meent Stassen. Daar voegde Stunnenberg nog aan toe dat een strikte naleving van deze normen zelfs kan leiden tot minder diversificatie in de markt, wat uiteindelijk ook het rendement van beleggers negatief kan beïnvloeden.
 
‘Diversificatie in de markt vormt sowieso al een uitdaging en nieuwe regelgeving dreigt dit alleen nog maar moeilijker te maken,’ vervolgde Stunnenberg. ‘Als je kijkt naar het risicoprofiel van groene obligaties, moet je er rekening mee houden dat sommige sectoren ondervertegenwoordigd zijn. Dit kan leiden tot een vertekend beeld van het werkelijke risico,’ waarschuwde hij. Peasey waarschuwde ook, en wel voor de gevolgen van de nieuwe ESMA-regels voor naamgeving. Hierdoor zouden fondsen die een verwijzing maken naar groene obligaties in hun naamgevingsconventie gedwongen kunnen worden om de Paris-Aligned Benchmark-uitsluitingen toe te passen en exposure naar groene obligaties uitgegeven door CO2-intensieve bedrijven te verwijderen. Racaud wees erop dat de ICMA Principles een vrijwillig kader bieden voor groene obligaties wereldwijd, maar dat strengere EU-regelgeving deze aanpak zou kunnen ondermijnen. ‘De markt heeft duidelijke richtlijnen nodig. Nieuwe regelgeving moet streng zijn en voordelen bieden, zoals een hogere premie, die nu beperkt is,’ legde hij uit.
 
Flexibele en pragmatische benadering belangrijk
 
Zarzycki waarschuwde dat, met de introductie van de Green Bond Standards van de EU in 2025, veel bedrijven moeite zullen hebben aan de nieuwe standaarden te voldoen. Dit kan volgens haar leiden tot een tweedeling in de markt, waarbij een klein aantal bedrijven blijft voldoen aan de strenge normen, terwijl de markt die nodig is voor de overgang, achterblijft. Stassen suggereerde dat de EU Taxonomie ondanks de uitdagingen nog steeds waardevol kan zijn. ‘Het is goed om duidelijke kaders te hebben, maar het mag de markt niet beperken. We moeten flexibel blijven en openstaan voor verschillende benaderingen van duurzaamheid,’ zei Stassen. Hoek sloot zich hierbij aan en benadrukte dat institutionele beleggers een belangrijke rol spelen bij het sturen van de markt. ‘We moeten ervoor zorgen dat onze benchmarks de werkelijkheid weerspiegelen. De ICMA-principes bieden genoeg ruimte voor duurzame beleggingen, maar we moeten ons afvragen of er aanvullende regels nodig zijn.’ Het gesprek maakte duidelijk dat er een delicaat evenwicht is tussen regelgeving, rendement en impact. De deelnemers waren het erover eens dat de markt nog in ontwikkeling is en dat een flexibele en pragmatische aanpak belangrijk is.
 
KPI’s voor kwantificeerbare impactmeting
 
Het meten en rapporteren van de impact bij groene obligaties is een cruciaal onderdeel van effectieve vergroening. Je moet immers weten waar je staat om een goede volgende stap te kunnen zetten. Stunnenberg legde uit dat, hoewel zijn collega’s van het MVB-team onafhankelijk en op basis van een eigen green bond-beoordelingskader beslissen of een obligatie groen is, de volgende stap is om ook een impactscore te ontwikkelen die verder gaat dan alleen het rendement en de kredietwaardigheid. ‘Binnen deze portefeuilles gaat het om constructie. Dat is nu nog lastig te implementeren, maar het is wel een ambitie.’ Stassen stelde dat het invoeren van indicatoren en het monitoren van resultaten noodzakelijk is, maar waarschuwde voor de complexiteit ervan. ‘Als we in onze SFDR-rapporten ook moeten aangeven of we CO2-reductiedoelen hebben gehaald, kan dat leiden tot een overtreding als we die doelen niet halen. Willen we dat echt? Of gaat het meer om het rapporteren van afstemming op de SDG’s; als resultaat maar niet per se als ex-ante doel?’
 
Racaud legde vervolgens uit hoe zijn fonds omgaat met impactmonitoring: ‘We beginnen altijd met een raamwerk, een second party opinion en afstemming op de vrijwillige richtlijnen van ICMA. Vervolgens kijken we naar het verwachte rendement en rapporteren we de afstemming op de SDG’s.’ Hij benadrukte het belang van specifieke KPI’s, met een focus op hernieuwbare energie, om kwantificeerbare impact te meten. ‘Hoewel we niet altijd volledige gegevens hebben, proberen we toch de impact van ons fonds te kwantificeren,’ voegde hij eraan toe. ‘De Parijse benchmark sluit bedrijven uit die we juist nodig hebben voor de transitie, zoals mijnbouw- en oliebedrijven. We moeten ons afvragen of deze beperking effectief is.’
 
Peasey benadert de uitdagingen van het beoordelen van gelabelde obligaties op een emittentgerichte manier. ‘Het gaat erom het bedrijf te begrijpen en vervolgens het label te beoordelen. Veel obligaties die we in het verleden zagen, hebben niet aangetoond dat ze zijn afgestemd op de algehele bedrijfsstrategie.’ Peasey vervolgde dat een kwalitatief oordeel nodig is bij het beoordelen van de algehele kwaliteit van een gelabelde obligatie, waarvoor beleggers in gesprek moeten gaan met emittenten. Er is een bereidheid, vooral onder overheden, om te luisteren naar beleggers en doelstellingen en kaders aan te passen op basis van hun feedback, zo stelde ze.
  

Bij Zarzycki’s organisatie staat meetbare impact centraal. Jaarlijks wordt er een impactrapportage uitgebracht. ‘Ons eerste impactrapport begon met 16 prestatieindicatoren (KPI’s) en is sindsdien geëvolueerd naar 36, wat de toegenomen diversiteit van onderliggende sociale en groene projecten in de markt weerspiegelt. Die meetbaarheid is essentieel. We willen dat emittenten hun beloften nakomen en transparant zijn over hun resultaten,’ benadrukte Zarzycki. Ze merkte op dat er meerdere projecten zijn waarbij groene en sociale doelstellingen elkaar versterken in bepaalde opkomende markten, bijvoorbeeld betaalbare huisvestingsprojecten die energie-efficiëntiewinsten omvatten. Voor Racaud liggen de uitdagingen vooral in de verschillende richtlijnen. Hij benadrukte het belang van kaders en second party opinions om een gemeenschappelijke basis te hebben voor investeringen, maar erkende dat de markt zich nog ontwikkelt om deze toe te passen. Racaud wees ook op de snelgroeiende Chinese markt, nu de op twee na grootste markt voor groene obligaties ter wereld. Die biedt volgens hem zeker nieuwe kansen voor duurzame investeerders.

Stunnenberg wees op het risico van greenwashing. Bedrijven zoals bijvoorbeeld Shell geven mogelijk groene obligaties uit zonder een duidelijke strategische verbinding met hun net zero-doelstellingen, aldus Stunnenberg. ‘Shell hoeft niet met een groene obligatie naar de markt te komen, ze hebben genoeg geld in kas. We moeten nadenken over het stellen van methaandoelen en ervoor zorgen dat hier schuldconvenanten aan zijn verbonden.’ Stunnenberg suggereerde dat het effectiever is bedrijven te dwingen hun bestaande kaspositie te gebruiken om verandering teweeg te brengen, in plaats van zich te richten op eenmalige groene obligatie-uitgiftes.

 

Viktor Stunnenberg
Viktor Stunnenberg

Viktor Stunnenberg is sinds 2015 werkzaam bij Achmea Investment Management en is daar Lead Portfolio Manager Green Bonds. Hiervoor heeft hij gewerkt als Portfolio Manager Fixed Income bij Univest en Pensioenfonds Hoogovens. Stunnenberg heeft Economie en Financieel Recht gestudeerd aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. In 2010 heeft hij de VBA-opleiding voltooid aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

  

Petra Stassen
Petra Stassen

Petra Stassen is Director bij AF Advisors en richt zich op duurzaam beleggen. Ze begon in 2003 bij het Agentschap van het ministerie van Financiën en werkte vervolgens bij Goldman Sachs Asset Management (voorheen NNIP) als Fixed Income Trader en Client Portfolio Manager. De laatste 10 jaar lag haar focus op duurzaam beleggen, onder meer als Hoofd ESG Integratie & Regelgeving.

  

Sarah Peasey
Sarah Peasey

Sarah Peasey is Head of Europe ESG Investing bij Neuberger Berman, waar ze in 2021 kwam werken. Eerder was ze onder andere Head of Responsible Investment Strategy Investments bij Legal & General Investment Management. Peasey heeft Bedrijfsmanagement gestudeerd aan de Universiteit van East Anglia

  

Jaap Hoek
Jaap Hoek

Jaap Hoek is sinds 2020 in dienst bij Russell Investments en is daar nu Directeur Investment Strategy & Solutions voor Noord-Europa. In deze functie is hij verantwoordelijk voor de samenwerking met de fiduciaire klanten bij het ontwikkelen en implementeren van beleggingsoplossingen. Eerder was hij onder meer werkzaam voor Robeco, waar hij verantwoordelijk was voor strategisch advies aan de fiduciaire klanten.

  

Jessica Zarzycki
Jessica Zarzycki

Jessica Zarzycki is een Lead Portfolio Manager bij Nuveen’s global fixed income platform en lid van het ESG/Impact (fixed income) strategy team, dat zich onder meer richt op Global Core Impact, Core Impact Bonds, Green Bonds, Emerging Markets Impact Bonds en Short Duration Impact Bonds. Zij neemt vaak deel aan panels en is spreker over ESG en Impact. Daarnaast was zij ook lid van de ICMA Advisory Board.

  

Nicolas Racaud
Nicolas Racaud

Nicolas Racaud begon zijn carrière in 1999 als institutional sales-vertegenwoordiger bij Martin Maurel Gestion. In 2004 nam hij daar het beheer van de obligatiefondsen over. In 2017 trad Racaud als Fixed Income Portfolio Manager toe tot Rothschild & Co Asset Management. Racaud heeft een MSc in Asset Management behaald aan de Universiteit Paris Dauphine-PSL in 2003.

  

.

Bijlagen