Harry Geels: Recessies? Niet meer toegestaan!
Harry Geels: Recessies? Niet meer toegestaan!
Door Harry Geels
De tijdsduur van recessies neemt af en daarmee daalt ook de volatiliteit van de business cycle. Dit komt onder meer door de groeiende rol van de overheid en centrale banken, geholpen door betere datasturing, economische diversiteit en voortschrijdende technologie. Vertrouwen op de ‘invisible hand’ van de marktwerking doen we allang niet meer. Is dat een probleem?
Recessies duren steeds korter, zo blijkt onder andere uit Figuur 1, waarin het gemiddelde aantal maanden in recessie gedurende 30-jarige perioden wordt getoond. De laatste decennia duren recessies gemiddeld niet langer dan drie jaar. De twee meest recente grote recessies (de GFC en de coronacrisis) hebben nog korter geduurd. Figuur 2 toont een vergelijkbaar verhaal: het percentage kwartalen in recessie neemt af. De bron van deze figuur, Professor Harvey Campbell, stelt daarmee ook dat de volatiliteit van de business cycli in de VS afneemt.
Figuur 1 – Gemiddeld aantal maanden Amerikaanse recessies
Bron: Alfonso Peccatiello/Lee Coppock/NBER
Figuur 2 – Rollend 20-jaars % van kwartalen in een recessie
Bron: Campbell Harvey/NBER
Hoofdoorzaken korter durende recessies
Eén van de hoofdoorzaken van de kortere recessies ligt bij de overheid, die een steeds groter bestanddeel van de economie vormt. De meeste overheidsactiviteiten zijn minder cyclisch. Bovendien hebben overheden een bijna niet uit te roeien neiging tot fiscaal stimuleren. In Figuur 3 is aan de hand van de gestreepte groene lijn te zien hoe de Amerikaanse overheid steeds meer is gaan besteden tijdens (en ook na) de coronacrisis en dat de overheidsbestedingen gelijke tred houden met de economische condities (blauwe doortrokken lijn).
Figuur 3 – Overheidsuitgaven versus Chicago Fed Survey Economic Conditions
Bron: fred.stlouisfed.org
Een andere belangrijke oorzaak ligt bij de centrale banken, die tijdens crises monetair stimuleren. Aanvankelijk deden ze dat vooral door aan de renteknop te draaien (lagere rente tijdens recessies), maar bij de laatste recessies bleek meer monetaire doping nodig te zijn en zijn ze kwantitatief gaan verruimen, ofwel geld bij gaan drukken, om daarmee de rente op de kapitaalmarkten te kunnen drukken en ‘asset prices’ te stuwen, zodat bezitters ervan zich rijker wanen en op hun vermogen extra gaan besteden.
Niet onbelangrijke bijzaken
Refererend aan de ‘Global Outlook 2025 van BlackRock’ met de zinsnede ‘[We] should no longer think in terms of business cycles’, spelen er volgens Campbell Harvey nog andere zaken. Ten eerste spreekt ook hij over fiscale en monetaire stabilisatoren. Verder stelt hij dat de autoriteiten nu over betere economische data beschikken, waardoor ze eerder en beter kunnen bijsturen. Daarnaast is vooral de Amerikaanse economie in toenemende mate gediversifieerd, in sectoren, verschillende consumenten- en inkomensgroepen, en wereldwijd opererende multinationals.
Dit laatste geeft spreiding. Als het ene deel van de economie niet goed draait, vangt het andere het wel op. Een andere positieve ontwikkeling zou de voortschrijdende technologie zijn, die niet alleen de arbeidsproductiviteit, maar ook de diversiteit (en ongelijkheid) van de economie verder helpt verbeteren. Wie over goede data en vooruitstrevende technologieën beschikt, is een potentiële winnaar. Volgens Harvey loopt de VS hier mijlenver voor op Europa: ‘The EU, for example, has far too little R&D and far too much regulation.’
Daarnaast zien we het toenemende belang van de dienstensector, waar voorraadeffecten of investeringscycli een veel minder grote rol spelen. Verder vinden recessies vaak hun oorzaak in de industrie (fabrieken met hoge vaste en weinig variabele kosten), die door het westen in toenemende mate aan China en andere opkomende markten is uitbesteed. Mogelijk speelt, tot slot, ook mee dat oorlogen de laatste decennia korter duren en lokaler zijn dan ze vroeger waren.
Tot slot: twee (meer filosofische) kanttekeningen
Het lijkt een loterij zonder nieten: korte recessies en minder duidelijke business cycli. Maar dat is niet het geval. Ten eerste heeft meer monetaire en fiscale stimulering een aantal verstrekkende consequenties, bijvoorbeeld dat autoriteiten steeds meer een sturende rol hebben in de economie. We hebben de laatste decennia veel meer een planeconomie dan een vrijemarkteconomie gekregen. Er is geen ‘invisible hand’ van het kapitalisme meer. Monetaire en fiscale stimulering betekent ook meer inflatie, van producten of assets, of allebei.
De inmenging van de autoriteiten leidt ook tot grote ‘wealth transfers’, bijvoorbeeld van spaarders naar schuldenaren en van have-nots naar haves, beide door (te) lage rente en hogere inflatie. Een ander gevolg is het ontstaan van zombiebedrijven, die alleen door stimulering overeind kunnen blijven, maar zo wel de benodigde innovatie (ook voor de energietransitie) belemmeren. Ook bestaat er het gevaar dat er steeds meer stimulering nodig is om de boel gaande te houden, waarbij een grote crisis uiteindelijk toch niet is uit te sluiten.
Komt boontje toch een keer om zijn loontje? Sommige analisten stellen dat het beleid van steeds maar weer fiscaal en monetair verruimen neerkomt op het vooruittrappen van een blikje in een doodlopende straat. Donald Trump lijkt dat af te willen wenden door nog meer groei, minder regels en lagere belastingen, om zo economisch lucht te krijgen, hopende hiermee de rol van de overheid (en haar schulden) terug te dringen. Wie weet werkt het.
Een tweede belangrijke opmerking is dat we korter durende crises vooral zien in landen met grotere fiscale en monetaire macht en dat dit een zichzelf versterkende spiraal lijkt te zijn: hoe meer macht, hoe korter de crisis. We zien de hegemonie van de VS door een combinatie van technologische, fiscale en monetaire macht zienderogen toenemen. China spartelt en Europa hapt naar lucht.
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels