Han Dieperink: Bessonomics
Han Dieperink: Bessonomics
Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel
Met de aanstelling van Scott Bessent als minister van Financiën in het kabinet-Trump II zijn de supply-side economics van begin jaren tachtig weer terug. Waar Trump staat voor lagere belastingen en deregulering, brengt Bessent begrotingsdiscipline en lagere inflatie in. Lage inflatie is ook voor Trump van belang als de Republikeinen de meerderheid willen behouden bij de mid-termverkiezingen. Die zijn al over een jaar en tien maanden.
Bessent lanceerde eerder het 3-3-3-plan: een begrotingstekort van maximaal 3% en een economische groei van 3%, mogelijk gemaakt door de productie van 3 miljoen extra vaten Amerikaanse olie per dag.
Het plan van Bessent lijkt te worden gefrustreerd door uitspraken van Trump in Davos, waarmee hij zich bemoeit met het monetaire beleid van Fed-voorzitter Jerome Powell. Trump ziet graag een lagere rente. Toch past een lagere rente wel binnen het plan van Bessent. Indien Bessent zich committeert aan een maximaal begrotingstekort van 3%, dan heeft dit een drukkend effect op de Amerikaanse economie. Het begrotingstekort is op dit moment immers zo’n 6,5% van het bbp. Zo’n fiscaal verkrappend beleid zou gecompenseerd moeten worden met een ruimer monetair beleid.
Bovendien zal ook de kapitaalmarkt een betere begrotingsdiscipline waarderen. Het gevolg is zelfs dat als de reële rente beneden de 3% blijft bij een reële groei van 3%, de Amerikaanse schulden als percentage van het nominale bbp krimpen. Ga voor het gemak uit van een inflatiepremie van 2%. Dan is een nominale groei van in totaal 5% haalbaar. Zolang de nominale rente daaronder blijft, krimpt de Amerikaanse schuld als percentage van het bbp. Gelet op de sombere voorspellingen over de ontwikkeling van de Amerikaanse staatsschuld is zoiets een gamechanger.
Een zwakkere dollar
Waar Trump volop dreigt in te zetten op importtarieven, ziet Bessent liever een zwakkere dollar. Dat verbetert immers de Amerikaanse concurrentiepositie en zorgt voor een lager tekort op de handelsbalans. Hogere importtarieven kunnen worden gezien als een extra belasting voor de Amerikaanse consument. Hoewel sommigen dit beschouwen als een ontwikkeling die zorgt voor hogere inflatie, leert de ervaring met de hoge importtarieven uit de jaren dertig van de vorige eeuw dat ze vooral leiden tot recessies en daarmee tot deflatie.
Waarschijnlijker is dat Trump importtarieven gebruikt om bilaterale deals te sluiten, zoals afgelopen week met Colombia, en niet om de lasten voor de Amerikaanse consument te verhogen. Het lastige voor beleggers is dat Trumps tegenpartij zich wel moet realiseren dat het geen bluf is. Als importtarieven overtuigend zijn als dreigmiddel, zullen waarschijnlijk ook de financiële markten die serieus nemen. Als beide partijen de dreiging echter niet serieus nemen, zit er voor Trump niets anders op dan de tarieven daadwerkelijk te verhogen. Dat is nu eenmaal de ‘art of the deal’.
De inflatie in de Verenigde Staten zal verder worden gedrukt als er meer Amerikaanse olie wordt geproduceerd. Op dit moment komt 60% van de ruwe olie uit Canada, en dan helpen importheffingen uiteraard niet. Bessent is uiteraard niet de enige bewindspersoon in het kabinet van Trump, maar hij heeft wel de economische adviseurs van Trump en uiteraard Powell aan zijn kant.
Amerikaanse concurrentiepositie plus liquiditeitsimpuls
Zo’n koerswijziging in het Amerikaanse beleid heeft ook belangrijke consequenties voor de Amerikaanse dollar. De dollar is als reservemunt een bijzondere munt. Als het goed gaat met de Amerikaanse economie is de dollar sterk, maar ook in tijden van crisis blijft de dollar krachtig. Dat laatste is te danken aan de rol van de dollar als veilige haven. Daartussenin komen echter de economische fundamenten van de dollar naar voren. Als er sprake is van een soepel monetair beleid en een krap fiscaal beleid, lijkt een zwakkere dollar onvermijdelijk.
Een zwakkere dollar is niet alleen goed voor de Amerikaanse concurrentiepositie, maar geeft ook een liquiditeitsimpuls aan de rest van de wereld. In dat opzicht mag de Federal Reserve nog altijd worden gezien als de centrale bankier van de wereld. Een zwakke dollar vergroot bovendien de kans dat assets buiten de Verenigde Staten beter gaan presteren. De kans is dan groot dat er een einde komt aan de lange periode van outperformance van Amerikaanse aandelen. Gelet op het waarderingsverschil is het potentieel groot.
Concurrentie voor de Magnificent Seven
Toch is dit waarderingsverschil er ook binnen de Verenigde Staten. Zo zijn de aandelen buiten de Magnificent Seven veel goedkoper. Goedkoper zelfs dan het historische waarderingsgemiddelde van de Verenigde Staten. De kans dat de S&P 493 de Magnificent Seven gaat outperformen, is afgelopen week toegenomen dankzij de introductie van DeepSeek. De waardering van de Magnificent Seven is immers deels gebaseerd op een unieke monopoliepositie, waarbij de diepe zakken van deze megacaps zorgen voor een concurrentievoordeel bij het investeren in datacentra. Concurrentie zorgt altijd voor lagere kosten.
Aan de ene kant zullen ook de aandelen in de Magnificent Seven profiteren van de verbreding van de markt voor kunstmatige intelligentie. Aan de andere kant verliezen ze daarmee hun monopoliepremie. Voor de Amerikaanse economie telt vooral de sterkere groei van de productiviteit. Daarmee kan Bessent nog eenvoudiger zijn groeidoelstelling van 3% bereiken.
De combinatie van hoge productiviteitsgroei en de terugkeer van de supply-side economics (beter bekend als Reaganomics) zorgt voor een uniek gunstige economische periode, iets wat we sinds de jaren twintig van de vorige eeuw niet meer hebben gezien. Als Bessent hierin weet te slagen, mag dit met recht worden bestempeld als ‘Bessonomics’.