Charles van Marrewijk: Economische macht verschuift, eerst naar het oosten, daarna naar het zuiden

Charles van Marrewijk: Economische macht verschuift, eerst naar het oosten, daarna naar het zuiden

Geopolitiek
Charles van Marrewijk 980x600 (Archief Charles van Marrewijk).jpg

Charles van Marrewijk, Hoogleraar Economie aan Utrecht University, deed onderzoek naar de economische weerbaarheid in Europa, naar de invloed van urbanisatie en naar inkomensongelijkheid in de wereld, en behoort tot de meest innovatieve economen van Nederland. Hoe kijkt hij aan tegen de verschuivingen binnen de wereldhandel, de rol van demografie in economische ontwikkelingen, en de concurrentiekracht van Nederland?

Door Harry Geels

U staat vierde in het ESB-klassement 2023 van de meest innovatieve economen van Nederland. Welke wetenschappelijke onderzoeken hebben deze hoge klassering opgeleverd?

‘Bij het ESB-klassement van meest innovatieve economen wordt er over een periode van vijf jaar beoordeeld hoe innovatief een wetenschappelijk artikel is, en dan specifiek hoe vaak een artikel wordt geciteerd. Wanneer andere wetenschappers een artikel aanhalen samen met de bronnen die daarin gebruikt zijn, wordt dat artikel als minder vernieuwend beschouwd dan wanneer een artikel als enige bron wordt geciteerd zonder dat de oorspronkelijke bronnen opnieuw worden genoemd. Dit impliceert dat de oudere bronnen in dat geval als minder relevant worden beschouwd.

Mijn meest geciteerde artikel gaat over regionale weerbaarheid in Europa. Ik heb samen met andere wetenschappers onderzocht hoe de mate van urbanisatie helpt bij het herstel van een economische schok. Onze conclusie was dat hoe meer mensen in forensengebieden wonen, als indicatie voor de mate van urbanisatie, hoe groter de herstelkracht na een schok.

Daarnaast heb ik met anderen veel geciteerd onderzoek gedaan naar de bredere patronen en determinanten van grensoverschrijdende fusies en overnames. We ontdekten dat fusies en overnames worden beïnvloed door comparatieve voordelen tussen landen en dat ze in golven plaatsvinden. We toonden aan dat bedrijven eerder grensoverschrijdende fusies en overnames aangaan als ze actief zijn in sectoren waar ze in hun thuisland een comparatief voordeel hebben. Bovendien suggereert het optreden van fusies en overnames in golven dat initiële fusies voorwaarden kunnen creëren die latere fusies aantrekkelijker maken.

Ten derde heb ik, wederom met anderen, onderzoek gedaan naar de relatie tussen de demografische ontwikkeling en ontwikkeling van de inkomensongelijkheid, waarbij we ook een voorspelling hebben gemaakt van de inkomensongelijkheid in de wereld tot aan 2050. We verwachten dat de reeds jaren bestaande dalende trend van inkomensongelijkheid in de wereld zich zal voortzetten tot en met 2027, mede dankzij de opkomst van China en India, waarna de ongelijkheid weer gaat toenemen, wat mede komt doordat Afrika in economische ontwikkeling zal achterblijven.’

U bent een specialist in Geografische Economie. Wat is dat precies? Wat zijn uw belangrijkste bevindingen?

‘Ik ben inderdaad Geografisch Econoom. Samen met Steven Brakman en Harry Garretsen heb ik het boek ‘The New Introduction to Geographical Economics’ geschreven. De belangrijkste bevinding is dat naarmate de kosten van interacties dalen, de clustering van economische activiteiten toeneemt. Steden worden groter en groter en het platteland wordt steeds minder belangrijk. Steden trekken vervolgens weer meer hoogopgeleiden aan, waardoor er een versterkende spiraal kan ontstaan. Vervolgens kan dan weer worden onderzocht wat dat betekent voor de specifieke handelsstromen van die steden. Dan blijkt dat steden vooral exporteren op basis van de zogeheten ‘factorovervloedigheidstheorie’, dus dat ze vooral producten en diensten uit sectoren exporteren waarover veel specifieke kennis bestaat.

 

De wereldindex is nu heel scheef, met een gewicht van twee derde voor de VS en 2,5% voor China, terwijl beide economieën ongeveer 20% van de wereldeconomie uitmaken.

 

Overigens kent de Geografische Economie veel overlap met de Internationale Economie, die zich vooral richt op de interacties tussen landen. Het onderzoekt zaken als handel, kapitaalstromen, valutamarkten en internationale beleidskwesties. De nadruk ligt op macro-economische vraagstukken op een globale schaal. Geografische Economie, of Economische Geografie, kijkt meer naar de ruimtelijke verdeling van economische activiteiten binnen en tussen regio’s. Het probeert te begrijpen waarom bepaalde economische activiteiten zich in specifieke locaties concentreren, zoals steden of industriële clusters. Internationale Economie maakt vaak gebruik van abstracte modellen die zich richten op het evenwicht tussen landen, waarbij ruimte (geografie) meestal impliciet is of wordt verwaarloosd. Geografische Economie integreert ruimte expliciet in de analyse. Het gebruikt modellen, zoals de Nieuwe Economische Geografie (NEG) om te onderzoeken hoe transportkosten, schaalvoordelen en locatiekeuzes leiden tot economische concentratie. Internationale Economie wordt vaak toegepast bij beleidsanalyse voor landen of supranationale organisaties (zoals de WTO of IMF) en richt zich op mondiale vraagstukken. Geografische Economie wordt gebruikt om lokale en regionale economische dynamiek te analyseren, zoals stedelijke planning, transportinfrastructuur en regionale ongelijkheid.’

Er lijkt een kentering te ontstaan naar minder globalisatie, waarbij de grote machtsblokken in de wereld autonomer willen worden. Wat vindt u hiervan en welke rol speelt Donald Trump daarbij?

‘De Internationale Economie leert ons dat handelsbelemmeringen welvaartsvernietigend werken. De mate van globalisatie kunnen we meten door de buitenlandse handel te relateren aan nationaal inkomen. Deze indicator vertoont voor de grote landen de laatste jaren een dalende lijn. Het meest pregnante voorbeeld is China, wellicht tegen de verwachting van velen in, omdat het land ieder jaar meer lijkt te exporteren. Maar relateren we deze export aan het nationale inkomen, dan wordt ook China autonomer. Voor China werd deze trend ingezet vanaf 2006-2007. China is dus veel minder open geworden, mede doordat het zelf veel rijker is geworden. Chinese producten zijn voor de Chinezen zelf steeds interessanter geworden. Vroeger kochten ze Duitse auto’s, nu auto’s van eigen makelij. Dezelfde ontwikkelingen beginnen we te zien in India en waarschijnlijk in een later stadium ook in Afrika.

Naast deze trend zijn daar de laatste jaren ook politieke argumenten voor meer autonomie bij gekomen. Denk aan Trump die in 2014 een handelsoorlog tegen China begon. Ook Europa kreeg steeds meer de behoefte een autonome economische regio te worden, een idee dat versterkt werd door corona en een steeds grilligere verhouding met de VS. Xi Jinping heeft China zelf ook minder open gemaakt. Hij wilde de interne vraag een belangrijker onderdeel van de lokale economie maken, terwijl hij tegelijkertijd de gevoeligheid voor externe schokken, zoals oorlogen, internationale aanbodschokken en handelsbeperkingen, en importheffingen van grote handelspartners wilde, verkleinen.

Er ontstaan nu inderdaad drie machtsblokken. Nobelprijswinnaar Paul Krugman zei terecht dat dit eigenlijk het slechtste is wat we kunnen hebben. Niet alleen omdat dit, zoals gezegd, welvaartsverlagend werkt, maar ook omdat er dan regionale monopoliemacht kan worden uitgeoefend, wat allerlei risico’s met zich meebrengt. Kijk alleen maar naar de machtspelletjes die Europa en de VS uitvechten over de Amerikaanse IT-dominantie, of die Europa met de VS en China uitvecht over de klimaattransitie. Ik vind het overigens heel moeilijk te duiden wat Trump nu echt gaat doen. We mogen hopen dat het vooral spierballentaal is en dat de praktijk mee zal vallen. Handelsbeperkingen treffen bijvoorbeeld vooral de Amerikanen zelf. Nog meer inflatie creëren lijkt zelfdestructief. Ik ben hierover bezorgd, nu de Republikeinen zowel de macht in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden hebben en hij vooral jaknikkers om zich heen verzamelt.’

 

Het inkomenscentrum is aan het verschuiven, nu van West naar Oost en Zuid, later weer terug naar het Westen en nog meer naar het Zuiden.

 

Het eventuele opdelen van de wereld in machtsblokken maakt beleggen deels politiek: wel of niet beleggen in Amerikaanse Big Tech of in China? Wat zijn uw belangrijkste ideeën daarover?

‘Het gaat inderdaad al snel over ethische discussies. Het lijkt erop dat de belangrijkste les van beleggen, namelijk spreiding, nog weleens ondersneeuwt. Als we even teruggaan naar de drie machtsblokken – Europa, VS en China – dan lijkt het uitsluiten van een van de drie uit spreidingsoogpunt geen goede zaak. Sterker nog, we moeten ons afvragen of we niet eerder een spreiding op basis van economische grootheden, zoals bbp, in plaats van beurswaarden zouden moeten realiseren. De wereldindex is nu heel scheef, met een gewicht van twee derde voor de VS en 2,5% voor China, terwijl beide economieën ongeveer 20% van de wereldeconomie uitmaken. Overigens is de macht van Amerikaanse Big Tech natuurlijk wel een probleem. Joe Biden sprak in dit kader recent over een oligarchie, verwijzend naar een vergelijkbare grote macht van de olie- en staalbedrijven aan het eind van de negentiende eeuw. Destijds zijn er maatregelen genomen om die macht te breken. Trump lijkt machtige bedrijven geen strobreed in de weg te willen leggen. En ik vraag me af of er voldoende beleggers zijn die ze durven of kunnen uitsluiten. Deze discussies vallen, voor de duidelijkheid, verder buiten mijn vakgebied.

Is Nederland uniek?

‘Nederland heeft een aantal unieke kennisregio’s, bijvoorbeeld Eindhoven en omstreken met ASML als meest toonaangevende voorbeeld. Verder hebben we veel comparatieve kostenvoordelen in de agrarische sector. We zijn mede hierdoor een relatief welvarend land geworden. Maar wij zijn zeker niet uniek. We zien die rijke economische clusters overal in de wereld. Hoewel het waarschijnlijk is dat in Nederland de welvaart nog wel verder zal groeien, gaan we wel inkomensaandeel verliezen ten opzichte van de rest van de wereld, omdat we een kleiner deel van de wereldbevolking gaan uitmaken.

Mijn huidige onderzoek gaat over de relatie tussen demografische ontwikkelingen en inkomens- en handelsstromen tot het jaar 2100. De kern is dat een land een relatief gunstige economische ontwikkeling doormaakt wanneer de beroepsbevolking, uitgedrukt als percentage van de totale bevolking, groter is dan dat van het wereldgemiddelde. Dit fenomeen deed zich eerst voor in Europa en de VS, daarna in China, en geldt nu voor India. In de tweede helft van deze eeuw zal dit ook gelden voor Afrika, waar nu nog relatief veel jongeren zijn. Als de ratio beroepsbevolking versus totale bevolking met 1% groeit, stijgt de economische groei met 0,173%. Dit geeft op de langere termijn ook weer groei-over-groei-effecten, wat dan hard kan gaan. De boodschap is dat het inkomenscentrum aan het verschuiven is, nu van West naar Oost en Zuid, later weer terug naar het Westen en nog meer naar het Zuiden. We hebben voor deze ontwikkelingen ook aandacht gevraagd bij de Tweede Kamer, in het kader van bijvoorbeeld de uitgevoerde handelsmissies, die zich in toenemende mate nu op India zouden moeten concentreren, en later op Afrika.’

Wat zijn uw persoonlijke ambities nog? Als wetenschapper, mens, of mogelijk in de politiek?

‘Cambridge University Press publiceert zogenaamde ‘Elements’-series, een soort combinatie van een lang artikel of een kort boek over een specifiek onderwerp volgens een referee proces. Met drie collega’s uit Nederland en de Verenigde Staten starten we dit jaar als editors een ‘Elements’-serie over ‘Urban and Geographical Economics’ dat zich richt op theoretische en empirische bijdragen aan locatiebeslissingen en politiek binnen en tussen steden in een nationaal of internationaal kader. Daar ben ik de komende jaren als editor en auteur wel zoet mee.’

 

Charles van Marrewijk

Charles van Marrewijk is Hoogleraar Economie aan de Utrecht University School of Economics (USE) en sinds 2022 Hoofd van het Departement Economie. Hij bekleedde eerder functies aan de Rijksuniversiteit Groningen, Erasmus Universiteit, en Xi’an Jiaotong-Liverpool University. Van Marrewijk was Directeur Onderzoek bij onder meer het Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS) en het Utrecht University School of Economics Research Institute (USE-RI). Hij heeft vaak gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften en schreef meer dan tien boeken.

Bijlagen