L&G: Lessen uit lange geschiedenis Amerikaanse invoertarieven

President Trump wil met zijn scherpe verhoging van de Amerikaanse invoertarieven meerdere doelstellingen bereiken. Eerdere Amerikaanse ervaringen schetsen een gemengd beeld, maar het lijkt een illusie om onderling tegenstrijdige doelen te kunnen verwezenlijken.
Dit concludeert Christopher Jeffery, Hoofd Assetallocatie bij de vermogensbeheertak van L&G. De door Trump gezette stap is een duidelijke breuk met decennia van liberalisering. 'Waar sinds de jaren veertig de trend in de Verenigde Staten juist neerwaarts was, draaien we nu terug naar een protectionistisch beleid.'
Om vergelijkbare maatregelen te vinden, moeten we terug naar de Smoot-Hawley Tariff Act van 1930. Die verhoogde tarieven fors, met als doel de binnenlandse economie te beschermen. In werkelijkheid verergerde het de Grote Depressie. 'De beleidsmakers wilden de Amerikaanse industrie en arbeid beschermen, maar bereikten het tegenovergestelde', aldus Jeffery.
Toch waren tarieven ooit wél een belangrijke inkomstenbron. In de 18e en 19e eeuw financierde de Amerikaanse overheid zichzelf grotendeels via invoertarieven. Tegenwoordig is dat aandeel verwaarloosbaar: minder dan 1,5% van de federale inkomsten komt uit handelstarieven. 'De overheid is simpelweg te groot geworden om serieus op tarieven te kunnen steunen voor haar financiering', zegt Jeffery.
Het beleid zit daarmee gevangen in een spanningsveld. 'Hoge tarieven kunnen importen terugdringen en de herindustrialisatie van de VS aanjagen, maar dan vallen de opbrengsten tegen. Blijven de importvolumes wél hoog, dan komen er inkomsten binnen, maar mis je het beoogde economische effect', legt Jeffery uit. 'De geschiedenis laat zien dat pogingen om onderling tegenstrijdige doelstellingen te bereiken waarschijnlijk niet succesvol zullen zijn.'