Dick Kamp: Het risico van risicopreferentie

Dick Kamp: Het risico van risicopreferentie

Risicomanagement Pensioenstelsel Pensioen
Dick Kamp

Door Dick Kamp, Director Pension, Investment and Risk bij Milliman Pensioenen

In mijn vorige column schreef ik over het risico van een ambitieloos pensioen. Dit keer sta ik stil bij het risico van het risicopreferentieonderzoek. Waarom? Omdat de interpretatie van de uitkomst van het risicopreferentieonderzoek een belangrijke input vormt voor het beleggingsbeleid en daarmee voor het realiseren van de ambitie.

In de driehoek premie/risicopreferentie/ambitie leidt het risico waarmee de premies en het reeds eerder opgebouwde vermogen worden belegd tot de pensioenuitkomst. Het bestuur van het pensioenfonds stelt bij de opdrachtaanvaarding vast dat er sprake is van een evenwichtige en haalbare opdracht van sociale partners, oftewel: dat de verhouding tussen ingelegde premies en toegestaan risico leidt tot een haalbare ambitie.

De risicopreferentie wordt bij de deelnemers opgevraagd door middel van een risicopreferentieonderzoek. En hier zit een moeilijkheid. Het onderzoek bestaat uit vier onderdelen, die ik achtereenvolgens zal aanstippen.

Context

Om een vraag inzake risicopreferentie goed te kunnen beantwoorden, is het voor de deelnemer van belang om de context te begrijpen. De context bestaat hierbij voor het bestuur om inzicht te verschaffen aan de deelnemer, wat het gevolg is van de keuzes die het bestuur maakt aangaande het risicoprofiel van het pensioenfonds.

De conceptwet schrijft voor dat de uitvraag moet gaan over de risicopreferentie in een pensioencontext. Maar daarmee is niet alles gezegd. In dit geval is het van belang dat deelnemers goed begrijpen wat de vraagstelling betekent voor de pensioenuitkomst voor henzelf als individu. En dat zal verschillend zijn voor de verschillende individuele deelnemers. Er is immers sprake van een reeds opgebouwd vermogen, er is sprake van een (nieuwe) premiestroom en er is een huidig te verwachten pensioenuitkomst die voor elke deelnemer verschillend is.

De vraag is dus of bij het onderzoek de context voldoende wordt geduid. Ik ben hier niet van overtuigd. Het is momenteel onvoldoende duidelijk in hoeverre de deelnemer daadwerkelijk begrijpt hoe hij de risicopreferentievragen moet beantwoorden.

Deskundigheid

Om de context te begrijpen en vervolgens ook een uitspraak te doen om tot een mate van risicopreferentie te komen, is de nodige deskundigheid bij de deelnemer vereist. Enerzijds over de (toekomstige) eigen financiële positie en anderzijds over de werking van pensioenbeleggingen over de langere termijn. Kennis van de eigenschappen van de instrumenten is daarbij ook gewenst, al is het maar in hoofdlijnen, zoals over de relatie tussen rendement en volatiliteit in de tijd, evenals gevoel voor de uitsmeermechanismen die tot meer of minder volatiele uitkeringen leiden.

Ook hier voorzie ik uitdagingen. Beleggingsbeleid komt immers tot stand vanuit een ALM-studie die op stochastische wijze een optimum zoekt tussen onder andere premie-inleg, aanwezig vermogen, beleggingsrisico en pensioenuitkomst (uitkeringen).

Interpretatie

De uitkomst van het preferentieonderzoek wordt aan het bestuur voorgelegd, die vervolgens de vertaling mag maken naar het daadwerkelijk beleggingsbeleid via de hiervoor al benoemde ALM-studie.

De uitdaging van het bestuur is of te bepalen of er een eenduidig beeld te herleiden is uit de uitkomsten van het risicopreferentieonderzoek. Leidt dat tot een haalbare opdracht, oftewel: is de pensioenuitkomst (ambitie) in evenwicht met hetgeen sociale partners (en deelnemers) verwachten? Is de resultante dan een uitvoerbaar beleggingsbeleid? En zijn de keuzes communiceerbaar naar de deelnemers?

Zie hier de reden waarom pensioenfondsen deskundige bestuurders moeten hebben.

Herkennen

Tot slot is het van belang dat deelnemers zich herkennen in de keuzes die een bestuur maakt vanuit het risicopreferentieonderzoek. De vraag is daarnaast of de deelnemers zich herkennen in het uiteindelijke risicoprofiel dat het bestuur kiest ten aanzien van het beleggingsbeleid. Er is over het algemeen al betrekkelijk gering animo bij deelnemers om aan risicopreferentieonderzoeken mee te doen. Wanneer een deelnemer zich ook nog eens niet herkent wordt de animo er vast niet hoger op.

Hier ligt een bijzondere uitdaging bij het Solidaire Contract. Bij dit contract hebben deelnemers immers geen individuele keuze in het beleggingsrisico dat wordt genomen. Vanuit het perspectief van het risicopreferentieonderzoek en de herkenbaarheid voor deelnemers is er veel te zeggen voor het Flexibele Contract. Bij de opzet van dit contract kan namelijk meer directe invloed van deelnemers op de eigen keuze voor beleggingsrisico’s worden ingebakken.

Tot slot

Het nieuwe pensioenstelsel poogt het begrip pensioen dichter bij de mensen te brengen. Dit gebeurt onder andere door de introductie van individuele potjes. Nog meer eigenaarschap door middel van individuele beleggingskeuzes is momenteel nog verder weg. Een andere doelstelling van de pensioenhervorming, pensioen eenvoudiger maken, lukt ook helemaal niet. Dit blijkt uit deze analyse van het risico van het risicopreferentieonderzoek.

Dit is de twaalfde column in een serie over risicomanagement. De serie heeft tot doel de lezer te prikkelen en risicomanagement te beschouwen als een integraal onderdeel van het runnen van een pensioenfonds.