Agnes Joseph: Sommen zeggen ook niet alles
Agnes Joseph: Sommen zeggen ook niet alles
De Eerste én Tweede Kamer nodigden haar uit om als expert haar visie te geven op de Wet toekomst pensioenen. Voorwaar geen sinecure. Financial Investigator sprak met actuaris Agnes Joseph.
Door Lies van Rijssen
‘Wiskunde was het enige vak op de middelbare school waar ik echt lol in had, maar wiskunde studeren leek me ontzettend saai. Ik koos daarom voor een toegepaste vorm van wiskunde: het actuariaat, ofwel verzekeringswiskunde. Werken bij een verzekeraar leek de volgende, logische stap. Dat gebeurde ook. Ik heb een tijdje in de schadeverzekeringen gewerkt. Heel interessant werk, waar ik met plezier op terugkijk. Toch verkaste ik naar de pensioenwereld, het vermogensbeheer om precies te zijn, in de verwachting dat ik het daar maximaal twee jaar zou uithouden. Pensioenen leken me namelijk erg saai. Je kon eigenlijk alles uitrekenen met alleen de variabelen economie en sterfte. Bij schadeverzekeringen waren dat er veel meer. Neem nou asbestschades. Daarvoor keken we hoeveel asbest er was geïmporteerd, of het wit of blauw was. Of we bestudeerden het klimaat voor stormschades. Maar het liep toch anders en ik bleef hangen in de pensioenen.
De pensioensector bleek een wereld in beweging. Financiële crises, een stijgende levensverwachting, vergrijzing en weten regelgeving die steeds strenger werd. Dat genereerde telkens nieuwe werkzaamheden. Pensioen verschoof langzaam van een sociaal naar een financieel contract en alle risico’s kwamen steeds meer bij het individu te liggen. De Wet toekomst pensioenen lijkt daar nu definitief een stempel op te drukken.
Met het nieuwe pensioenstelsel verdwijnen de huidige mogelijkheden tot vergaande solidariteit grotendeels uit de aanvullende pensioenen. Toen ik in de sector kwam werken, waren pensioenfondsen in mijn ogen nog echt organisaties ‘voor en door deelnemers’. Bestuurders waren vaak zeer toegewijde vrijwilligers die een paar keer per jaar samen vergaderden en het best gezellig hadden met elkaar. Ik mocht adviseren hoe ze de regeling het beste konden inrichten. Het belang van de deelnemers stond daarbij voorop en in de wetgeving was veel ruimte voor maatwerk. Onze afdeling had één hoofdactuaris die veertig pensioenfondsen adviseerde. Nu werken er soms veertig actuarissen voor één pensioenfonds! De uitdaging voor actuarissen is in de loop der tijd vooral geworden hoe zij fondsen kunnen helpen te voldoen aan alle nieuwe wetgeving.
Veel deelnemers hebben geen idee wat eraan komt of weten niet eens dat er iets gaat gebeuren. Gepensioneerden denken soms nog dat het nieuwe stelsel niet over hen gaat.
De Wet toekomst pensioenen is ontstaan onder grote druk. Ook financiële druk, omdat pensioenfondsen er langere tijd slecht voor stonden. Er is toen een voorkeur voor een meer individuele benadering van pensioen ontstaan. Maar ik heb de indruk dat sindsdien, onder meer door de coronatijd en de hoge inflatie, veel mensen de waarde van solidariteit in de samenleving weer hoger zijn gaan inschatten. Je hebt elkaar nodig en we kunnen niet alles voorspellen, laat staan onszelf op individueel niveau tegen alle mogelijke risico’s indekken. Ik zie de roep om solidariteit in de samenleving voorlopig aanhouden. Had de pensioensector er wat beter voor gestaan toen de keus voor een nieuw pensioencontract werd gemaakt, dan denk ik dat men mogelijk niet voor zo’n individueel contract gekozen had.
De huidige aanvullende pensioenen zijn in mijn ogen eigenlijk ook te belangrijk voor onze samenleving om ze heel vergaand te individualiseren. Ik denk dat er genoeg mensen zijn die niet zoveel risico kunnen dragen met hun aanvullende pensioen. Ook voor de samenleving als geheel is dat risicovol. Als 30% van de samenleving onderuitgaat, dan heeft de andere 70% daar ook last van. De grote rol en betekenis van de huidige tweede pijler worden volgens mij onderschat. Ik vermoed dat de tweede pijler met de komst van de Wtp vanzelf kleiner wordt. Er gaat minder premieinleg naartoe. En mogelijk worden daarnaast ook steeds meer mensen afhankelijk van alleen de AOW, bijvoorbeeld zzp’ers. Dan moet de AOW op termijn denk ik omhoog of moet de overheid iets anders bedenken om de eerste pijler te versterken. Met de Wtp is het pensioenstelsel dus nog niet af en blijft er werk aan de winkel voor de overheid.
Het nieuwe aanvullende pensioenstelsel is in mijn ogen minder bestand tegen onverwachte gebeurtenissen. Je kunt samen geen klappen meer opvangen als iedereen een individueel potje heeft. De collectieve buffers die overblijven, zijn te klein om serieuze risico’s te ondervangen. Blijft de economie langere tijd rustig en blijft hoge inflatie achterwege, dan zal het de eerste periode allemaal wel goed lopen. Maar ik heb gezien hoe we in de pensioenwereld van de ene financiële crisis in de andere kunnen belanden. En ik begrijp heus wel dat experts moe zijn van alle discussies over de rekenrente en het delen van risico’s in het huidige pensioenstelsel, waar de Wtp een einde aan lijkt te maken. Het is ons vak, onze bubbel. Maar wat zegt deelnemers dat? Ik denk dat (veel) meer mensen bereid zijn tot bredere solidariteit dan we binnen onze bubbel voor waar houden. Dat blijkt toch ook steeds weer uit de deelnemersonderzoeken die we laten uitvoeren. Luisteren we dan wel naar die deelnemers?
Sinds ik in deze sector werk, pakt de werkelijkheid vrijwel altijd anders uit dan de sommen. Straks zijn we volkomen afhankelijk van voorgeschreven economische modellen.
Nog maar kortgeleden was de inflatie torenhoog en gaven pensioenfondsen massaal forse indexaties. Beurzen presteerden niet best. Als de Wtp al was geïmplementeerd, dan waren gepensioneerden er voor hun aanvullende pensioen 14% in koopkracht op achteruitgegaan, omdat de nieuwe wetgeving erop stuurt dat we voor ouderen het pensioen nominaal inrichten en renterisico’s dichtzetten. Zij kunnen in zulke tijden dan dus niet op inflatiecompensatie rekenen. Het afgelopen jaar is misschien niet exemplarisch, maar dat zijn wel de onvoorziene omstandigheden waar ik op doel.
Natuurlijk is de Wtp en de implementatie daarvan momenteel het belangrijkste thema in mijn werk. Maar het spannendste onderdeel daarvan vind ik niet het actuariële. Veel ingewikkelder is het om de deelnemers goed te informeren, de betrokken partijen te helpen met goed onderbouwde besluitvormingsstappen en de nieuwe regelingen tijdig te implementeren. Op dit moment is de wetgeving op veel punten nog steeds onduidelijk. Interpretaties verschillen nogal eens, tussen actuarissen en juristen bijvoorbeeld, maar zelfs actuarissen onderling zien sommige onderdelen anders. Alleen al de pogingen op één lijn te komen, kosten veel tijd. De rode draad in alle discussies blijft voor mij de eenvoud en het belang van de deelnemers. Veel deelnemers hebben geen idee wat eraan komt of weten niet eens dat er iets gaat gebeuren. Gepensioneerden denken soms nog dat het nieuwe stelsel niet over hen gaat. ‘Ik heb toch al pensioen?’, redeneren zij.
Nog voor de invoering van het nieuwe FTK schoof de voorzitter van de commissie Actuariaat van de Pensioenfederatie mij naar voren om mee te denken over een bepaalde vraag. Terugkijkend denk ik dat dit het belangrijkste moment tot nu toe in mijn loopbaan geweest is. Op dat moment had de Pensioenfederatie mij als het ware omarmd. Ik mocht mee naar Sociale Zaken en mijn visie geven over aspecten van het nieuwe FTK. Sindsdien ben ik de wetgeving over de vernieuwing van pensioenen nauwgezet gaan volgen, de Wet verbeterde premieregeling en vervolgens de Wet toekomst pensioenen. Rekenkundig vond ik het niet zo interessant. Boeiend was wel de politiek, hoe die werkt en wie er bij de besluitvorming betrokken zijn. Daarover leerde ik in die periode. Binnen de Pensioenfederatie is me destijds veel uitgelegd over hoe het schaakspel in Den Haag gespeeld wordt en wat de juiste timing, routing en codes zijn om heikele punten te bespreken. Als rekenaar kreeg ik zo inzicht in een voor mij compleet nieuwe wereld en werd mijn interesse gewekt om wegen te helpen vinden om aankomende nieuwe wetgeving te verbeteren. Dáárdoor ben ik in de pensioenen blijven werken.
Ik denk dat (veel) meer mensen bereid zijn tot bredere solidariteit dan we binnen onze bubbel voor waar houden.
Met de komst van de potjes wordt de pensioenwereld voor mensen met mijn vak straks echt minder interessant. Andere disciplines houden genoeg te doen, de nieuwe wetgeving is omvangrijk. Kijk maar eens naar de regels omtrent duurzaamheid en de consequenties voor de fondsbeleggingen die met regelmaat zullen moeten worden bijgesteld. De communicatie daarover, alle risicoassessments die nodig zullen zijn. Wordt het pensioen van deelnemers daardoor straks beter? Stellen we straks vast dat we beter zijn gaan besturen en meer in control zijn met al deze regels? Ik betwijfel het. Feit is wel dat we nauwelijks nog over alle regels heen durven kijken, daar niet eens de tijd voor hebben. Door te veel complexiteit en details kun je ook belangrijke risico’s over het hoofd zien.
Het invaren is wat mij betreft het grootste heikele punt van het nieuwe stelsel. De implementatie van de Wtp zie ik als de grootste uitdaging tot nu toe. Helaas is mijn gevoel dat de tijdsdruk zo hoog is, dat goede besluitvorming, het goed meenemen van de deelnemers in alle veranderingen en een beheerste implementatie onder druk komen te staan. We discussiëren nu in de sector vooral veel en diepgaand over cijfermatige details, alsof we de toekomst kunnen voorspellen. Terwijl ik dacht dat we een eerlijker verhaal zouden gaan vertellen. Zo ben ik er vertwijfeld over dat de minister in antwoord op vragen uit de Eerste Kamer heeft gezegd dat de kans op korten straks kleiner is dan onder de huidige wetgeving. En dat met buffers van vaak niet meer dan 5%. Ter illustratie: ik heb de dekkingsgraad van pensioenfondsen toen ik begon binnen een half jaar zien dalen van 135% naar 85%. Dat is 50 procentpunt bufferverlies! Denken we nu kortingen te kunnen voorkomen met veel lagere buffers? De sommen die we met elkaar maken, laten zien dat het kan. Maar sinds ik in deze sector werk, pakt de werkelijkheid vrijwel altijd anders uit dan de sommen. Straks zijn we volkomen afhankelijk van voorgeschreven economische modellen. Zelfs het beleggingsbeleid van fondsen wordt afhankelijk gemaakt van die sommen. Dat betekent dus dat we op de korte termijn gaan sturen.
Ik denk dat pakweg vijftien mensen de steeds complexere berekeningsmethoden nog doorzien waarop de nieuwe, vaak op de korte termijn ingestoken wetgeving stoelt. Moeten deze mensen aan alle sociale partners en besturen gaan uitleggen hoe het zit? Daar hebben we helemaal geen tijd voor! En wat als deelnemers geen wijs kunnen worden uit de cijfers die zij voorgeschoteld krijgen? Er zit straks geen actuaris naast hen om een toelichting te geven. Mensen kunnen dan boos of teleurgesteld raken.
Er is zeker nog een leven naast het rekenen. Wij hebben twee zoons en brengen graag veel tijd door in ons huis in Slowakije. Eenmaal daar lees ik veel. Vaak over onderwerpen gerelateerd aan mijn vakgebied, maar dan wel in een net iets ander kader. Wat is bijvoorbeeld het geheim achter de buitengewoon hoge levensverwachting op het Japanse eiland Okinawa? Ook teken ik graag. Bijvoorbeeld gezinnen uit onze familieen vriendenkring. Eerst deed ik dat vooral om eens een bijzonder verjaardagscadeau te kunnen geven, maar inmiddels doe ik dat ook op aanvraag. Verder maak ik illustraties bij presentaties of artikelen van mezelf en collega’s.’
CV Agnes Joseph studeerde Econometrie, Actuariaat en Economie en werkt sinds 2018 als Actuaris bij Achmea Pensioenservices. Eerder werkte Joseph als Actuaris bij PGGM, Achmea Investment Management en Centraal Beheer en als Onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Joseph heeft diverse nevenfuncties. Ze is Bestuurder bij Pensioenfonds DNB, Research Fellow bij Netspar, Lid van de Commissie Actuariaat van de Pensioenfederatie en (gast) docent bij het Actuarieel Instituut, de Vrije Universiteit en Nyenrode. |