Ronde Tafel 'Impact van het nieuwe pensioenstelsel op de asset servicing-kant'
Ronde Tafel 'Impact van het nieuwe pensioenstelsel op de asset servicing-kant'
In het nieuwe pensioenstelsel wordt de collectieve pot vervangen door individuele potjes voor de deelnemers. Dat zou gepaard moeten gaan met een betere, aantrekkelijkere communicatie richting die deelnemers. Voor pensioenfondsen is dat een hele nieuwe stap, zo bleek tijdens de Ronde Tafel over het nieuwe pensioenstelsel bekeken vanuit het perspectief van de impact op de pensioen- en beleggingsadministratie.
Door Hans Amesz
Voorzitter: Jeroen van der Put, diverse pensioenfondsen
Deelnemers: Randy Caenen, Nedlloyd Pensioenfonds Reiniera van der Feltz, diverse pensioenfondsen Bob Folmer, State Street Bank Amsterdam Institutional Services Frans Hofkens, CACEIS Jan-Albert Koopman, BNP Paribas Securities Services Hedwig Peters, diverse pensioenfondsen Arnout Trampe, JP Morgan – Securities Services Eric Veldpaus, Institutioneel Benchmark Instituut |
Op welk gebied verwachten jullie de grootste impact van de introductie van het nieuwe pensioenstelsel?
Bob Folmer: ‘De grootste uitdaging is de integratie van de pensioenadministratie en de beleggingsadministratie: twee voorheen gescheiden werelden. Die worden nu één en dat is een geheel nieuwe dimensie voor de Nederlandse markt.’
Arnout Trampe: ‘De communicatie richting de deelnemer is de grootste kracht die van het nieuwe pensioenstelsel uitgaat. De financiële educatie van de deelnemer is misschien wel even belangrijk. De gemiddelde leeftijd waarop mensen voor het eerst op mijnpensioenoverzicht.nl kijken is boven de vijftig jaar. Het zou mooi zijn als de introductie van de Wet toekomst pensioenen ook als brug zal dienen om de jongere generatie al vroeg voor het thema pensioen te interesseren.’
Reiniera van der Feltz: ‘Voor ons zijn de communicatie en keuzebegeleiding onder met name het flexibele contract belangrijke aandachtspunten. Waar ik voor wil waken, is dat we met elkaar ‘asset only’ gaan denken. Daar kan een deelnemer echt helemaal niks mee, die wordt daar heel zenuwachtig van.’
Randy Caenen: ‘Met betrekking tot de Wtp denk ik met name aan het terugwinnen van vertrouwen en het winnen van betrokkenheid bij de deelnemers door het leveren van zoveel mogelijk maatwerk. Dat kan alleen door het delen van betekenisvolle data en informatie.’
Jeroen van der Put Jeroen van der Put is professioneel pensioenfondsbestuurder en Voorzitter van de beleggingscommissies van verschillende pensioenfondsen, waaronder het Centraal Beheer APF. Daarnaast adviseert hij beleggingsadviescommissies en is hij Voorzitter van de Commissie Risicomanagement bij de Pensioenfederatie. Eerder was Van der Put Directeur van MPD, PNO Media, PNOzorg, Robeco België en IRIS. Hij studeerde Econometrie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. |
Frans Hofkens: ‘Het verdelen van de collectieve pensioenpot in individuele potjes is, denk ik, de grootste uitdaging. Daarbij gaat het voornamelijk om de verantwoording van de aangroei van die potjes. Die moet altijd uitlegbaar zijn. Onderliggend moet sprake zijn van sterke compliance-grondslagen, wat voorkomt dat we asset only gaan denken, waarbij het beleggingsbeleid is gebaseerd op de lifecycles en de bijbehorende risicopreferenties.’
Eric Veldpaus: ‘Het nieuwe stelsel zal ook veel vragen van deelnemers opleveren over rendement en kosten, omdat deze straks zichtbaar in euro’s in mindering worden gebracht op de individuele potjes. Bovendien zijn er vanwege de cohorten verschillen in rendementen en kosten binnen één pensioenfonds. Daarover moet heel goed gecommuniceerd worden.’
Jan-Albert Koopman: ‘De grootste uitdaging wordt inderdaad de koppeling tussen de pensioenadministratie en de beleggingsadministratie. Hoe zorg je ervoor dat de toerekening van het pensioenvermogen aan de individuele deelnemers op een adequate manier gebeurt? Hoe wordt dat gecontroleerd en gemonitord en hoe leg je dat uit?’
Hedwig Peters: ‘Er is nog een extra dynamiek. De werkzaamheden van pensioenfondsen en hun ketenpartners moeten op elkaar worden afgestemd. Dat is anders dan in het verleden. Bestuurlijk zit je met het probleem hoe een en ander aan elkaar geknoopt moet worden; welke weging moet waaraan worden gegeven?’
Waar ik voor wil waken, is dat we met elkaar ‘asset only’ gaan denken. Daar kan een deelnemer echt helemaal niks mee, die wordt daar heel zenuwachtig van.
Is unitisation nodig?
Hofkens: ‘Er wordt vaak aangenomen dat unitisation per se nodig is. Wij pleiten niet tegen unitisation, maar we denken dat het heel erg afhankelijk is van de gekozen governance. Hoe accuraat en transparant wil je zijn? Wat betekent het voor de ketenpartners? Het is ook afhankelijk van de aard van de beleggingen. Voor beursgenoteerde aandelen kan unitisation de voorkeur hebben, terwijl dit voor een swap-portefeuille moeilijk realiseerbaar is. Dan kan een combinatie van unitisatie en decompositie de voorkeur hebben.’
Koopman: ‘Wij hebben een lichte voorkeur voor unitisation boven decompositie. Unitisation is een exacte toerekening, die ook geregisseerd kan worden. Als unitisation technisch mogelijk is, wordt het toedelingsproces vergemakkelijkt en ook eerlijker, transparanter en beter beheersbaar.’
Folmer: ‘Door middel van unitisation kan je een koppeling tussen de toedelingsregels bereiken. De reflectie van de toedelingsregels kan je terug laten komen in je actuele performance ten aanzien van je beschermings- en overrendement, zodat dat altijd naar elkaar toe teruggerekend kan worden. Dan kan je vaststellen of je wel of niet aan je ambities hebt voldaan en dat is waar het uiteindelijk om gaat.’
Veldpaus: ‘Door unitisation wordt, anders dan bij decompositie, meer transparantie voor de deelnemers gecreëerd. Je wilt weten wat de rendementen, risico’s en kosten in de verschillende cohorten zijn geweest.’
Randy Caenen Randy Caenen is Uitvoerend Bestuurslid (CFRO) en Sleutelfunctiehouder Risicobeheer bij Nedlloyd Pensioenfonds. Daarnaast heeft hij zitting in de auditcommissie van BPF Banden & Wielen. In het verleden was hij werkzaam bij APG Asset Management (in Amsterdam, Heerlen en Hong Kong) en PwC. Caenen is alumnus van de Universiteit Maastricht, VU Amsterdam en INSEAD. |
Van der Feltz: ‘Unitisation dwingt je tot hygiëne in het opdelen van je portefeuille in modules. Je dwingt jezelf om na te denken over welke kasstromen waar door de tijd moeten vallen. Iemand die vooral in de ene module belegd is, zal zo nooit betalen voor iemand die vooral in een andere module belegd is.’
Moet de fiduciair zich, bij allocatie van cash binnen het nieuwe stelsel, baseren op de Investment Book of Records of op de Accounting Book of Records en waarom?
Trampe: ‘De IBoR is bedoeld om investment decisions zo snel mogelijk weer te geven en geeft de stand van vandaag aan. De ABoR geeft de stand van gisteren aan en heeft een ander doel. Wat mij betreft moet men zich bij de finale allocatie van cash altijd baseren op de ABoR.’
Folmer: ‘Dat de fiduciair zich met betrekking tot zijn grove cash-allocaties op de IBoR baseert, lijkt me duidelijk. Maar de afrekening met betrekking tot de individuele kasstroom moet altijd op ABoR plaatsvinden. De ABoR is beter om geld feitelijk af te rekenen tussen de verschillende momenten waarop transacties plaatsvinden.’
Koopman: ‘De fiduciair zal zich in zijn dagelijks beleid altijd baseren op de IBoR, maar hij zal afrekenen op de next day forward pricing of de five days forward pricing. Cashflows richting de verschillende individuele units zullen op ABoR worden afgerekend.’
Ik verwacht dat de uitvoeringskosten in de eerste periode behoorlijk omhooggaan vanwege alle kosten die voor de transitie moeten worden gemaakt.
Hoe gaat de pensioenadministratie op de vermogensadministratie aansluiten? Wat zijn de wijzigingen ten opzichte van het huidige model?
Trampe: ‘Dat hangt af van de regeling die gekozen wordt. Er zijn meerdere uitspraken die erop neerkomen dat dit een oproep is om een soort middenadministratie te creëren die overkoepelend is over de pensioenadministratie, het vermogensbeheer, de custodian en de fiduciair. Het voordeel daarvan is dat je één partij hebt die verantwoordelijk is. Dat brengt natuurlijk wel risico’s met zich mee. En tegelijkertijd rijst de vraag: wie moet dit gaan doen? Welke nieuwe of bestaande partij voelt zich sterk genoeg om die hele verantwoordelijkheid op zich te nemen? Immers, de reden dat dit nu niet bij één partij ligt, is dat het eigenlijk niet bij iedereen past. De keuze wordt: stel je iemand aan om van begin tot het eind de verantwoordelijkheid te nemen, of ga je het toch verdelen? En als je het gaat verdelen, hoe houd je daar als pensioenfonds de controle over?’
Koopman: ‘Wij vinden die middenadministratie wel nodig en zien het als een aansluiting tussen deelnemersadministratie en beleggingsadministratie. Wij gaan zelf de koppeling met de deelnemersadministratie maken. In opdracht van de Pensioenfederatie vindt nu een breed onderzoek in Nederland plaats om na te gaan wat de verschillende partijen voor die koppeling moeten gaan uitwisselen. Dat is een goed initiatief om beter te kunnen begrijpen waarom en hoe er een aansluiting moet plaatsvinden.’
Veldpaus: ‘De aansluiting tussen het een en ander lijkt mij geen probleem. De vraag is wel: wie moet het controleren? Het hangt er ook vanaf of de deelnemersadministratie en de beleggingsadministratie bij één of meerdere uitvoeringsorganisaties gebeurt. Als de administratie bij twee uitvoeringsorganisaties plaatsvindt, is controle noodzakelijk.’
Reiniera van der Feltz Reiniera van der Feltz is Uitvoerend Bestuurder bij SBZ Pensioen. Haar belangrijkste aandachtsgebieden zijn vermogensbeheer en deelnemerscommunicatie. Mede onder haar leiding introduceerde SBZ Pensioen de Beschikbarepremieregeling met Collectief Variabel Pensioen. Zij is tevens lid van de Raad van Toezicht bij BPF Schilders en Bestuurder bij Quiet Nederland. Van der Feltz studeerde Econometrie. |
Peters: ‘Ik vind het vanuit bestuurlijk perspectief buitengewoon ongewenst als de eigen organisatie of setup dit niet aankan en alles maar uitbesteedt. Stel dat de uitbestede partij ook nog de beleggingen doet. Je komt in een ongewenste positie te zitten als er ergens iets niet goed gaat. Je kunt dan bijna niet meer weg en de kans is groot dat je het onderspit gaat delven. Je hebt dan zeer krachtdadige bestuurders nodig voor het tegenwicht.’
Van der Feltz: ‘Voor het flexibele contract hebben wij een opdracht gegeven aan de pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO) en de vermogensbeheerder. Die moeten ervoor zorgen dat de aansluiting functioneert. Het enige waar wij ons mee bemoeien is de communicatie naar de deelnemers, waar ik het eerder over had. Voor de rest moet alles op de achtergrond STP (straight through processing) gecontroleerd, gereconstrueerd worden. Het is onwenselijk daar weer iemand tussen te gaan zetten.’
Hofkens: ‘In eerste instantie gaat het volgens mij om de vraag hoe de governance eruit moet zien: wie doet wat en waarom? Dan is het heel natuurlijk dat je beleid en uitvoering scheidt van administratie, controle, rapportage. Er zijn ook modellen waarbij alles bij elkaar is gevoegd en dat zou wel eens efficiënt en technisch interessant kunnen zijn. Maar ik denk dat dit vanuit een bestuurlijk perspectief volstrekt onwenselijk is.’
Ik geloof ook dat de kosten omhooggaan, al was het alleen maar omdat we een persoonlijk product moeten gaan neerzetten. Maatwerk is altijd duurder dan standaardwerk.
Folmer: ‘In het model dat Reiniera voor ogen heeft, moeten verschillende werelden op elkaar aansluiten. Het interessante is hoe en op welke manier je dat toekomstbestendig maakt. Bij de koppeling gaat het erom of je verticaal of horizontaal gaat integreren. Als je horizontaal gaat integreren, ga je dezelfde partij gebruiken voor meerdere functies. Ga je verticaal integreren, dan ga je alloceren naar specialisten voor specifieke functies. Je moet je afvragen wat het meest efficiënte model is en hoe dat het bestuur helpt om de juiste propositie aan de deelnemers te kunnen bieden.’
Hoe zorgt het pensioenfonds, met name bij de solidaire pensioenregeling (SPR), ervoor in control te zijn ten aanzien van de rendementsberekening en toedeling op cohortniveau?
Hofkens: ‘De grote stelselwijziging betreft de vertaalslag van collectieve naar persoonlijke pensioenvermogens. Daarbij is de uitlegbaarheid van die vertaalslag heel belangrijk. Een onderdeel waar in de governance over nagedacht moet worden is: wie doet de rendementsberekening en wie doet de vertaalslag van de collectieve rendementen naar de cohorten? De focus op het pensioenresultaat noopt tot goed nadenken over wie wat doet, waarbij een scheiding van taken tussen partijen van toerekening naar individuele pensioenkapitalen en berekeningen van rendementen op cohortniveau bijdraagt aan het aantoonbaar ‘in control’ zijn van het pensioenfonds.’
Veldpaus: ‘Ik vraag me af of de wettelijk verplicht te rapporteren kosten van vermogensbeheer wel kunnen worden berekend bij de SPR-variant. Hier komt bij dat het mogelijk moet zijn alle rendementen en vermogensbeheerkosten voor de verschillende beleggingsprofielen (cohorten) te berekenen. Uitgangspunt hierbij is dat de vermogensbeheerkosten van de verschillende beleggingsprofielen ook bij die deelnemers vallen die ook de rendementen van die betreffende beleggingen krijgen toegerekend.’
Bob Folmer Bob Folmer is Managing Director Business Development en Solutions NPC bij State Street Bank Amsterdam Institutional Services. Voor zijn aanstelling in 2020 was hij Director en Client Manager Investor Services bij Citi, waar hij gedurende 15 jaar verschillende functies bekleedde. Hij heeft ook 10 jaar ervaring als bestuurder van Pensioenfonds Citigroup. Hij begon zijn carrière bij ING Extra Clearing aan de optiebeurs. |
Hofkens: ‘Het kostenvraagstuk is ingewikkeld en wordt steeds gecompliceerder omdat je het moet attribueren aan de individuele deelnemer. Er bestaat nu wel een goed overzicht voor het vermogensbeheergedeelte.’
Folmer: ‘Unitisation en fysieke replicatie van de rendementen binnen de investment portfolio blijft de beste manier om kosten toe te rekenen aan de specifieke asset classes. Dat gaat voor een groot deel verloren in het solidaire contract omdat je daar met grotere maatstaven gaat rekenen.’
Caenen: ‘Bij unitisation denk ik aan cohorten. Cohorten met een lange duration zullen waarschijnlijk veel illiquide beleggingen kennen. Dan gaan we de kosten tussen de cohorten vergelijken. En dan gaan we in een bepaald tijdvak ook nog tegenvallende beleggingsrendementen zien. En dan barst de bom.’
Is maandelijkse waardering nog voldoende, of moet die naar dagelijks?
Van der Feltz: ‘Onafhankelijk van het contract moet je, als gevolg van wettelijke afspraken, wekelijks kunnen muteren in de portefeuille. Een individuele waardeoverdracht moet binnen een week mogelijk zijn, dat soort zaken. Dus een wekelijkse waardering is minimaal nodig.’
We moeten voorzichtig zijn in de communicatie, omdat hetgeen er in de individuele potjes zit wel is toe te rekenen aan de deelnemers, maar niet hun eigendom is.
Folmer: ‘Ik denk dat het verschil tussen dagelijks en maandelijks groot is, maar dat het verschil tussen wekelijks en dagelijks te klein is om niet naar dagelijks te gaan. Als je wekelijks een waarderingsproces moet draaien, is het niet veel extra werk om het dagelijks te doen.’
Caenen: ‘Ik ben tegen dagelijkse waardering omdat het pure schijnzekerheid is richting de deelnemers. Zeker als we illiquide portefeuilles in ogenschouw nemen. Als het illiquide deel 20% tot 30% van de portefeuille uitmaakt, gaan we met dagelijkse waarderingen nat. Wat de communicatie naar de deelnemers betreft, maken we het ons dan erg lastig in het winnen van vertrouwen. Nu wil ik niet zeggen dat je per definitie niet dagelijks moet waarderen voor administratieve en beleggingsdoeleinden, maar wees realistisch over wat je wel en niet kunt richting de deelnemer.’
Koopman: ‘Het verwerkingsproces tussen de pensioenuitvoeringsorganisatie en de asset servicing-partij is als het ware ingericht op dagelijkse waardering. Het is bijna onhandig om daarvan af te wijken. Je moet er wel goed over nadenken hoe je dat moet communiceren naar de deelnemers. Die hebben geen update van hun pensioen op dagbasis nodig. Die is gebaseerd op voorlopige koersen.’
Folmer: ‘In een land als Australië is er wat betreft de waardering van illiquide assets beleid vanuit de fondsen zelf wanneer duidelijk is dat in de markt veranderingen gaan plaatsvinden. Neem de coronacrisis. Daarvoor hadden bijvoorbeeld infrastructure en private equity een halfjaarlijkse cyclus van waardering. Toen deed de vraag zich voor hoe als gevolg van de coronacrisis naar de waarderingen gekeken moest worden. Dus dat aan de pensioenfondsen gevraagd wordt om met het oog op het nieuwe stelsel hierover te gaan nadenken, mag duidelijk zijn.’
Frans Hofkens Frans Hofkens is Head of Business Development en lid van het WTP-team van CACEIS Nederland. Ook is hij lid van het CSR-team van CACEIS NL en Voorzitter van de Raad van Toezicht van Social Label. Hofkens opereert sinds meer dan 25 jaar in de bredere financiële markt en werkte onder andere bij ABN AMRO, Northern Trust. |
Gaan de kosten onder het nieuwe pensioencontract omhoog of omlaag?
Veldpaus: ‘Ik verwacht dat de uitvoeringskosten in de eerste periode behoorlijk omhooggaan vanwege alle kosten die voor de transitie moeten worden gemaakt. De inschatting is dat die kosten uiteindelijk weer allemaal naar beneden gaan. Nederland blinkt niet altijd uit in dit soort grote transities, dus moeten wij daar vanuit de sector waakzaam op zijn. Er moeten goede dossiers worden samengesteld: wat hebben wij gedaan, waarom zijn de kosten van onderdelen hoger of lager? Wat het vermogensbeheer betreft, verwacht ik op totaalniveau geen grote kostenwijzigingen, omdat de portefeuille ongeveer hetzelfde blijft. De politiek denkt daar anders over, want die vindt dat de kosten van vermogensbeheer gewoon omlaag moeten.’
Folmer: ‘Ik denk dat de toezichthouders scherper op de uitvoeringskosten gaan letten. Ik kom weer met het voorbeeld van Australië, waar de toezichthouder fondsen die slecht presteren op het gebied van performance of administratiekosten eigenlijk uit de markt probeert te duwen. Dat is best hard, maar ik verwacht dat de AFM en DNB in deze een andere pet gaan opzetten.’
Veldpaus: ‘De toezichthouders moeten alleen kijken of een pensioenfonds zich aan de wet- en regelgeving houdt. Zij moeten zich niet uitlaten over de efficiency. Daar is het bestuur voor.’
Wij moeten met de hele industrie streven naar meer pensioenbewustzijn. Mensen moeten zich ervan bewust zijn wat hun pensioen wel en niet raakt.
Van der Feltz: ‘De kosten gaan omhoog, ook omdat er een toezichthouder, de AFM, bij komt die allerlei eisen stelt aan communicatie en keuzebegeleiding. De kosten per deelnemer moeten naar beneden om door te groeien. Zo bezien wordt consolidatie onvermijdelijk. Dat zal in het nieuwe stelsel ook makkelijker zijn, omdat daar de dekkingsgraad niet meer speelt. Over een decennium moeten er nog maar zo’n twintig pensioenfondsen over zijn. Alleen dan gaan de kosten naar beneden.’
Caenen: ‘Ik geloof ook dat de kosten omhooggaan, al was het alleen maar omdat we een persoonlijk product moeten gaan neerzetten. Maatwerk is altijd duurder dan standaardwerk. Het zou fantastisch zijn als het toezicht ook persoonlijker wordt en meer wordt toegespitst op het fonds wat betreft de karakteristieken en voorkeuren van de deelnemers. Zoals gezegd, dat zou fantastisch zijn, maar ik ben er ook bang voor dat het een utopie is.’
Trampe: ‘In het nieuwe stelsel wordt de collectieve pot vervangen door individuele potjes. Met het persoonlijk maken van de pot, creëer je bij de deelnemers ook een groter gevoel van eigendom. Daardoor ontstaat bij de deelnemers meer vraag naar informatie en het kost geld om die informatie aan elke deelnemer te verschaffen. Er komen ook veel meer keuzes: de een wil bijvoorbeeld groener beleggen dan de ander. Dat moet je aan de betreffende deelnemer terug kunnen rapporteren. Deelnemers willen weten waarin hun pensioen is belegd en wat ze ermee kunnen doen. Daardoor gaat het onderwerp pensioen veel meer voor hen leven. Uit onderzoek blijkt dat meer dan 90% van de deelnemers niet afwijkt van het standaard beleggingsprofiel. Het zou mooi zijn als het nieuwe pensioenstelsel daar een positieve verandering in kan aanbrengen.’
Jan-Albert Koopman Jan-Albert Koopman is sinds 2015 Business Development Manager voor Institutionele Beleggers bij BNP Paribas Securities Services. Daarvoor was hij Business Development Manager bij KAS BANK. Sinds 2020 maakt Koopman tevens deel uit van het projectteam Wet toekomst pensioenen, dat voorsorteert op implementatie en migratie van deze nieuwe wet voor cliënten. Hij heeft een achtergrond in Bedrijfseconomie. |
Peters: ‘We moeten voorzichtig zijn in de communicatie, omdat hetgeen er in de individuele potjes zit wel is toe te rekenen aan de deelnemers, maar niet hun eigendom is.’
Hofkens: ‘Er zijn toenemende eisen, onder andere wat betreft de informatieplicht. Als je kijkt naar hoe die informatie beschikbaar kan worden gemaakt voor de hele keten, zie ik gewoon een optelsom van activiteiten. Dat betekent dat er weliswaar efficiencyslagen gemaakt kunnen worden, maar dat de kosten onvermijdelijk omhooggaan.’
Peters: ‘Er wordt aangenomen dat de vermogensbeheerskosten gaan dalen, maar dat vraag ik mij af. Ik denk dat velen in Nederland zich niet realiseren dat vermogensbeheer een internationale aangelegenheid is en dat er grote partijen zijn die zeggen: Nederland is qua omvang best aardig, maar daarbuiten verdienen we makkelijk veel meer geld, dus de groeten.’
Caenen: ‘Ik begrijp wel dat er consolidatie nodig is om de kosten omlaag te duwen, maar consolidatie staats haaks op het persoonlijke. Hoe groter de club, hoe moeilijker het is om de individuele leden te bereiken. Verder zijn wij in Nederland slecht in het communiceren over teleurstellingen, bijvoorbeeld over het maken van te veel kosten. Dat moet veranderen. In het nieuwe stelsel moeten we de deelnemers met lef en tegelijkertijd met kwetsbaarheid benaderen.’
Er moet begonnen worden met het opstellen van een implementatieplan. Hoe langer je daarmee wacht, hoe lastiger de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wordt.
Folmer: ‘Het nieuwe stelsel zal ook gepaard gaan met nieuwe communicatie. Er kan engagement gecreëerd worden, op een heel andere manier dan we vandaag de dag doen. ESG is daar een goed voorbeeld van.’
Veldpaus: ‘Als je een actieve manager bent, kan je zorgen voor een hoger rendement, maar daar staat natuurlijk een performance fee tegenover. Over het algemeen wordt alleen naar de kosten gekeken zonder rekening te houden met wat je daarvoor krijgt. Dat is onzin en dus moet educatie plaatsvinden. Hoge kosten hoeven niet per se slechter te zijn dan lage kosten. Goedkoop kan duurkoop zijn.’
Wie moet erop worden aangesproken dat de stelselwijziging het werk van pensioenfondsen over het algemeen duurder maakt?
Veldpaus: ‘Dat zullen primair de pensioenfondsen zijn. Maar de politiek speelt hierbij ook een rol, want die heeft al uitspraken op dit gebied gedaan. Het is voor hen nuttig dat een nulmeting wordt gedaan over 2022 met als uitgangspunt de reguliere kosten. Ik denk dat je als pensioenfonds zichtbaar moet maken wat je beleid is en tot welke vermogensbeheerkosten en rendementen dat leidt. Dit zal op totaalniveau niet veel veranderen onder de Wtp. Een van de wettelijke kengetallen die je moet rapporteren zijn de kosten per deelnemer. Daar kan je ook uitstekend in kwijt wat eenmalige kosten zijn voor de transitie naar Wtp. Denk aan de controle van de data en het vervangen van systemen. Het Verantwoordingsorgaan moet in ieder geval vanaf 1 juli 2023 gekend worden in het goedkeuren van de uitvoeringskosten, die hoger worden vanwege beleidskeuzes. Maar ze moeten ook beslissen over grote eenmalige kosten als het inhuren van consultants en het bouwen van een nieuw systeem.’
Hedwig Peters Hedwig Peters is Bestuurder bij Pensioenfonds HaskoningDHV, Uitvoerend Bestuurder bij Pensioenfonds Citigroup Nederland en Voorzitter RvT van het Pensioenfonds voor de Architectenbureaus. Zij werkt sinds 2012 als Externe Bestuurder bij verschillende pensioenfondsen. Sinds 2006 was zij de CIO van Allianz Nederland Asset Management. Peters komt uit het vermogensbeheer. Zij was 21 jaar Portfoliomanager Aandelen. |
Peters: ‘Ik wil eigenlijk een oproep doen aan besturen en bestuurders om bereidheid te tonen om op te stappen. Zij moeten zich kwetsbaar durven opstellen, net als in de commerciële financiële sector. Als je er in het bedrijfsleven een paar jaar niets van bakt, weet je dat je ontslagen wordt. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een pensioenfondsbestuurder eruit is gegooid. Over het algemeen zitten pensioenfondsbestuurders die in de achteruitstand staan, het jaar uit. Misschien moeten bestuursfuncties wel beter gehonoreerd worden, want bestuurders nemen veel werk op hun nek. Daar hoort dan bij dat zij moeten opstappen als zij aantoonbaar fouten hebben gemaakt.’
Is dat een pleidooi voor een professioneel bestuur?
Peters: ‘Jazeker. Pensioenfondsbesturen weten vaak niet volledig waar ze ja of nee tegen zeggen. Zij zijn niet alleen verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling. Ik pleit voor een grotere rol van experts op de achtergrond en betere controle.’
Caenen: ‘Ik denk juist dat de niet-professionele bestuurder diversiteit toevoegt aan het bestuur. Als we over het zogenoemde persoonlijke praten, dan moet dat persoonlijke ook in het bestuur vertegenwoordigd zijn. Als bestuurders de connectie met de deelnemers verliezen, gaat het fout. De deelnemers moeten zich thuis voelen, het gevoel hebben dat ze begrepen worden.’
Een stevige regelfunctie van pensioenfondsen ten aanzien van een goede rolverdeling en afstemming tussen ketenpartijen is van cruciaal belang.
Trampe: ‘De vraag die dit met zich meebrengt is: ga je het pensioenfondsbestuur dan niet te veel in een kortetermijnrol drukken? Krijg je dan niet dat er vooral gefocust wordt op de jaarlijkse kosten en het jaarlijkse rendement in plaats van op de lange termijn? Pensioenfondsen zijn wel langetermijnbeleggers. Het zou zonde zijn als je dingen die op de lange termijn goed zijn, niet uitvoert omdat ze op de korte termijn slecht uitpakken.’
Peters: ‘Je moet inderdaad wel de gelegenheid krijgen iets tot wasdom te laten komen. Maar ik heb een achtergrond als belegger en dan is het op een gegeven moment wel: cut your losses. Dat is welhaast onvermijdelijk als je in liquide assets zit.’
De transitie gaat materieel echt veel kosten, ook door de inhuur van externen. Hoe kijken jullie daarnaar?
Folmer: ‘Zal er een transitiebenchmark komen?’
Veldpaus: ‘Wat ons betreft wel. Wij rapporteren jaarlijks aan onze klanten – ook het surplus ten opzichte van de reguliere kosten. Pensioenfondsen kunnen zich met hun collega’s vergelijken, onder andere ten aanzien van de kosten per deelnemer.’
Arnout Trampe Arnout Trampe is acht jaar werkzaam bij JP Morgan, momenteel als Executive Director voor Platform Sales. Daarvoor was hij er Head of Client Service in Nederland en België. Verder heeft hij diverse senior operationele rollen bekleed bij partijen als PGGM Vermogensbeheer, Bank Insinger de Beaufort en Binck Bank. Hij heeft ruime ervaring op het gebied van klantenservice, beleggingen en operationeel management. |
Gaan de administratie- plus communicatiekosten wellicht verdubbelen ten opzichte van de huidige situatie?
Folmer: ‘Dat zou, denk ik, in eerste instantie zomaar het geval kunnen zijn als de transitiekosten worden meegenomen. We gaan veel meer kosten maken, die het systeem als geheel duurder maar op termijn ook efficiënter maken. Door consolidatie, transparantie en standaardisatie zal er in positieve zin ook aan de kosten worden gewerkt.’
Moet een deelnemer ook vertegenwoordigd worden in bijvoorbeeld de asset servicing-kant?
Caenen: ‘Dat vind ik wel. Ik denk dat iedere deelnemer wel een beeld van zijn pensioen heeft, maar dat dat beeld in feite een zwarte doos is. Wij moeten die doos langzaamaan openvouwen en dat kunnen we alleen doen door de juiste taal te gebruiken. Als wij als pensioenfondsen niet in de juiste taal communiceren, als we ons niet verplaatsen in de deelnemers, gaat dat openen van die zwarte doos waarschijnlijk niet lukken.’
Van der Feltz: ‘Een vermogensbeheerder of een fiduciair of een asset servicer kan niet zeggen: ‘ik ben van de beleggingen, ik weet niets van pensioenen’. Je moet als vermogensbeheerder weten waarom je pensioengeld belegt. Als je dat niet begrijpt ben je, in ieder geval voor ons, niet de juiste vermogensbeheerder.’
Folmer: ‘Wij moeten met de hele industrie streven naar meer pensioenbewustzijn. Mensen moeten zich ervan bewust zijn wat hun pensioen wel en niet raakt.’
Ga niet eerst besluiten nemen en pas daarna de deelnemers informeren. Neem de deelnemers mee via aantrekkelijke communicatie en zorg ervoor dat je op dit gebied opvalt.
Koopman: ‘Omdat het pensioen individueel wordt, in ieder geval meer toewijsbaar, biedt dat een enorme kans om mensen te bereiken. Dat moet via de pensioenuitvoerders lopen met nieuwe systemen, apps, e-mails. Dat kan allemaal via de smartphone. Misschien kun je daarmee de oudere generatie niet helemaal bereiken, maar de jongere zeker wel.’
Willen jullie tot slot nog iets opmerken?
Koopman: ‘Er moet begonnen worden met het opstellen van een implementatieplan. Hoe langer je daarmee wacht, hoe lastiger de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wordt. Je moet weten of je mogelijk tegen problemen gaat aanlopen. Dat is van groot belang.’
Van der Feltz: ‘Begin op tijd met nadenken over hoe de portefeuille moet worden omgeturnd in modules. Wat komt er in welke module? Hoe zit het met de kostenverdeling en met de illiquiditeit door de lifecycle heen? Waar laat je in het algemeen de kasstromen vallen? Hoe ga je het met overlays doen? Je moet er wel op letten niet opnieuw het wiel te gaan uitvinden.’
Veldpaus: ‘De transitie vindt plaats om tegemoet te komen aan de deelnemers van pensioenfondsen. Die moeten we meer inzicht geven en uitleggen wat we doen. Daar moeten we als pensioenfondsen op focussen.’
Eric Veldpaus Eric Veldpaus is Oprichter en Directeur van het onafhankelijke Institutioneel Benchmarking Instituut. Eerder werkte hij 11 jaar bij ABP/APG, 6 jaar bij Robeco en 11 jaar bij PwC. Hij is medesamensteller van de eerste drie edities van de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ van de Pensioenfederatie. Veldpaus is lid van de Expert Group on Costs and Past Performance van EIOPA en bijna 40 jaar werkzaam in vermogensbeheer. |
Caenen: ‘We hebben het niet gehad over de keerzijde van transparantie. Op het moment dat je transparantie creëert, maak je velen blij en tegelijkertijd worden anderen teleurgesteld. De vraag is hoe je in het Nederlandse pensioenlandschap omgaat met de luidruchtige minderheid die niet tevreden is.’
Trampe: ‘Ga niet eerst besluiten nemen en pas daarna de deelnemers informeren. Neem de deelnemers mee via aantrekkelijke communicatie en zorg ervoor dat je op dit gebied opvalt. Dat is, denk ik, een nieuwe richting die pensioenfondsen moeten inslaan. Zorg ervoor dat mensen getriggerd worden, dat zij iets extra’s krijgen. Dat soort zaken moet ook aan de bestuurstafels van pensioenfondsen worden besproken.’
Folmer: ‘Als industrie moeten we met elkaar kunnen afspreken dat we met standaarden gaan werken en de markt goed laten functioneren. Er zijn overigens al oplossingen beschikbaar die enigszins gestandaardiseerd zijn. Laten we daar zoveel mogelijk gebruik van maken. Bij de pensioenadministrateurs is de grote verbouwing al in gang gezet. Aan de beleggingskant zijn alle noodzakelijke tools, kennis en ervaring beschikbaar. De techniek is er om bij alle ketenpartijen de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel mogelijk te maken.’
Hofkens: ‘Een stevige regelfunctie van pensioenfondsen ten aanzien van een goede rolverdeling en afstemming tussen ketenpartijen is van cruciaal belang. Ter voorkoming van een afbreukrisico doet men er goed aan voldoende ‘countervailing power’ in het ecosysteem in te bouwen.’
IN HET KORT Het onderverdelen van de collectieve pensioenpot in individuele potjes is een van de grootste uitdagingen van de introductie van het nieuwe pensioenstelsel. Dat geldt ook voor de koppeling tussen de pensioenadministratie en de beleggingsadministratie. Door middel van unitisation kan een koppeling tussen de toedelingsregels worden bereikt. Unitisation dwingt fondsen tot hygiëne in het opdelen van hun portefeuille in modules. Verwacht wordt dat de uitvoeringskosten in de eerste periode van het nieuwe pensioencontract behoorlijk omhooggaan, vanwege alle kosten die voor de transitie moeten worden gemaakt. Bij de deelnemers zal de vraag naar informatie groeien en het kost geld om die te verschaffen. |