1. Waarom is SFDR level 2 uitgesteld, wat zijn de gevolgen en wat verwacht de AFM? Op 10 maart 2021 is level 1 van de Informatieverordening (Sustainable Finance Disclosure Regulation, SFDR) in werking getreden. De onderliggende regelgeving met technische standaarden (level 2) zou op 1 januari 2022 ingaan. Dit is door de Europese Commissie (EC) met een half jaar uitgesteld. Vanwege de lengte en de technische details heeft de EC meer tijd nodig voor het goedkeuringsproces. Het betreft de uitwerkingen van de duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten, vereisten met betrekking tot precontractuele informatie van lichtgroene en groene producten, informatie op de website en de periodieke rapportageverplichtingen. Ook de Taxonomie level 2 vereisten die in de SFDR level 2 teksten zijn opgenomen, worden hiermee uitgesteld. Dit betekent dat financiële instellingen langer in onzekerheid zitten.
Wat zijn de gevolgen van het uitstel? Het feit dat de finale SFDR level 2 vereisten vanaf medio volgend jaar in werking zullen treden, betekent niet dat financiële instellingen achterover kunnen leunen. Level 1 van de SFDR blijft gewoon van kracht. Vanaf 1 januari 2022 zal dan ook aan alle vereisten van level 1 moeten worden voldaan, ook al is level 2 nog niet in werking getreden. Daarnaast treden per 1 januari 2022 de Taxonomieverordening level 1 en de milieudoelstellingen klimaatadoptatie en klimaatmitigatie in werking. De vereisten die hierin worden gesteld, zullen moeten worden geïmplementeerd.
Wat verwacht de AFM van financiële instellingen? De vraag is of bij de implementatie van level 1 van de SFDR ook moet worden gekeken naar level 2 teksten die nog niet definitief zijn. De AFM heeft eerder dit jaar gecommuniceerd dat ze verwacht dat financiële instellingen bij de implementatie van level 1 uitgaan van de conceptteksten van level 2 van de SFDR. Sindsdien is er geen nieuws van de AFM die iets anders zegt. Kortom, er zal ook – behoudens een tegenbericht van de AFM – naar de concept level 2 teksten moeten worden gekeken. De vorm en inhoud liggen zoals gezegd nog niet vast. Ondernemingen zullen dus goed moeten kijken naar wat de vereisten zijn, zodat per 1 januari 2022 wordt voldaan aan SFDR level 1 en de verwachtingen van de AFM.
2. Hoe interpreteren jullie uitstel van SFDR level 2?
Transparantie ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op entiteitsniveau (artikel 4 en 7) De SFDR stelt in level 2 nadere eisen aan de transparantie van ongunstige effecten (‘principle adverse impacts’ ofwel PAI’s) van beleggingsbeslissingen. Het is niet duidelijk of het thans voorgestelde aantal verplichte en vrijwillige indicatoren waarover moet worden gerapporteerd hetzelfde blijft. Wellicht worden er aanvullende indicatoren voorgesteld op basis van kritiek van het Europees Parlement dat de SFDR level 2 vereisten te veel uitgekleed zijn ten opzichte van het eerste concept van level 2.
Met het uitstel van SFDR level 2 kunnen financiële instellingen tot 1 juli 2022 formeel volstaan met hetgeen partijen op basis van level 1 per 10 maart 2021 hebben geïmplementeerd. Echter, met het oog op voornoemde brief van de AFM kunnen ondernemingen de afweging maken om de concept level 2 teksten al vanaf 1 januari 2022 te implementeren en niet te wachten tot 1 juli 2022.
De referentieperiode waarover moet worden gerapporteerd kan niet langer tussen 1 januari 2022 en 31 december 2022 liggen. Wij verwachten dat de eerste referentieperiode een gebroken periode zal zijn of dat toch over het gehele jaar gerapporteerd moet worden maar dan deels kwalitatief en deels kwantitatief.
Wat betreft de transparantie van ongunstige effecten op productniveau (artikel 7) moeten de bepalingen hierover uiterlijk op 31 december 2022 worden geïmplementeerd. Wij verwachten niet dat uitstel van SFDR level 2 invloed heeft op de implementatiedatum van dit artikel, omdat deze datum in level 1 staat genoemd.
Integratie van duurzaamheidsrisico’s (artikel 3 en 6) SFDR level 2 stelt geen nadere eisen aan de integratie van duurzaamheidsrisico’s. Wel is het zo dat veel partijen in publicaties hebben aangegeven dat zij duurzaamheidsrisico’s in het beleggingsproces in de loop van 2021 nader zullen uitwerken en een standpunt moeten innemen over hoe tegen duurzaamheidsrisico’s wordt aangekeken (als aparte risicocategorie of als onderdeel van bestaande risico’s). Ook zal er een ESG-risicobeleid moeten worden ontwikkeld, waarin is opgenomen hoe deze risico’s worden geïdentificeerd en gemeten en zal er een instrumentarium komen om duurzaamheidsrisico’s te integreren in het beleggingsproces. Ondernemingen zullen ervoor moeten zorgen dat de integratie van duurzaamheidsrisico’s de komende maanden wordt afgerond.
Duurzame financiële producten in precontractuele informatie (artikel 8 en 9) De gedetailleerde vereisten vanuit level 2 SFDR en de bijbehorende voorgeschreven templates met betrekking tot lichtgroene en groene producten moeten op 1 juli 2022 worden geïmplementeerd. Dit geldt ook voor de eis van ‘geen ernstige afbreuk doen’ (‘do no significant harm’ ofwel DNSH) voor lichtgroene producten. Tot die tijd moet hetgeen wat in level 1 staat worden geïmplementeerd, hetgeen beperkt is. Ook hier zal een financiële instelling op basis van de brief van de AFM de afweging moeten maken of de implementatie wordt beperkt tot level 1 of level 2 teksten die later dit jaar worden gepubliceerd.
Wat is de impact op periodieke rapportages? Op basis van SFDR level 1 zijn de vereisten voor periodieke rapportage summier. Er hoeft alleen te worden aangegeven of en in welke mate lichtgroene producten aan ecologische of sociale kenmerken voldoen. Voor groene producten moet worden aangegeven het algemene aan duurzaamheid gerelateerde effect van het financiële product aan de hand van relevante duurzaamheidsindicatoren. Indien er sprake is van een referentiebenchmark, dan moet een vergelijking worden gemaakt tussen het algemene aan duurzaamheid gerelateerde effect van het financieel product en dat van de benchmark. Ook de vereisten voor periodieke rapportages van de Taxonomie level 1 zijn beperkt.
3. Wat betekent de Quick Fix van MiFID II voor periodieke rapportages van de SFDR?
Periodieke rapportages van vermogensbeheerders worden vormvrij De Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) ziet toe op het verlenen van beleggingsdiensten, zoals vermogensbeheer en beleggingsadvies en het verrichten van beleggingsactiviteiten (handel voor eigen rekening). Met ‘quick fixes’ wil de EC bestaande regelgeving zoals MiFID vereenvoudigen. Op basis van de Quick Fix MiFID II[1] is er voor vermogensbeheerders geen rapportageverplichting meer voor professionele partijen. Wel bestaat de mogelijkheid dat de klant aan de vermogensbeheerder kan aangeven dat zij de rapportage wil ontvangen. Dit volgt uit artikel 29a, lid 2 van deze Quick Fix. Wat betekent dit voor de periodieke rapportageverplichtingen uit artikel 11 SFDR voor professionele partijen? Het lijkt erop dat in dit onderwerp niet is voorzien bij het opstellen van de Quick Fix, maar blijven de periodieke rapportageverplichtingen uit de SFDR wel gelden.
De verplichting van een financiële instelling om aan haar klantente rapporteren is opgenomen in de SFDR, artikel 11, lid 1 en in welke vorm staat in lid 2 van dit artikel. Voor vermogensbeheerders geldt dat zij ESG-informatie moeten opnemen in de periodieke rapportages die zij op basis van MiFID II, artikel 25, lid 6 aan klanten moeten verstrekken. De Quick Fix zorgt ervoor dat beleggingsondernemingen geen SFDR informatie meer in rapportages hoeven op te nemen. Volgens 4ESG Consulting vervalt hiermee niet de rapportageverplichting van de SFDR, artikel 11, lid 1. De bepalingen van de Quick Fix hebben geen rechtstreekse werking en moeten eerst in het Nederlandse rechtssysteem worden geïmplementeerd. De deadline voor Nederland om deze richtlijn in nationale wetgeving te implementeren is 28 november 2021 (inwerkingtreding op 28 februari 2022), maar er is nog geen wetsvoorstel ingediend. Welke vorm de implementatie gaat krijgen en vanaf welke datum deze in Nederland zal gelden zijn daarom nog niet duidelijk. De SFDR eisen voor rapportages kennen daarentegen wel een rechtstreekse werking. De level 1 vereisten zullen gelden vanaf 1 januari 2022 en de level 2 vereisten vanaf 1 juli 2022.
Zodra de Quick Fix in werking is getreden, zullen vermogensbeheerders met een MiFID vergunning die zich richten op professionele partijen zelf moeten bepalen met welke frequentie en op welke wijze de rapportage ingevolge artikel 11 SFDR wordt uitgevoerd. De SFRD rapportageverplichtingen voor andere financiële instellingen, zoals AIFMD beheerders en pensioenfondsen, blijven wel in stand. Het ligt wat 4ESG Consulting betreft voor de hand dat een vermogensbeheerder op redelijke wijze invulling geeft aan de rapportageverplichting en frequentie van rapportages. 4ESG Consulting verwacht meer duidelijkheid van de EC hierover. 4.Hoe interpreteren jullie de antwoorden van de EC? Hoewel level 2 is uitgesteld, heeft de EC op 14 juli 2021 een inhoudelijke reactie gegeven op prangende vragen van de Europese toezichthouders (European Supervisory Authorities ofwel ESA’s) die op 7 januari 2021 zijn gesteld. Is de SFDR van toepassing op geregistreerde AIFM’s? Ja. De EC bevestigt dat de SFDR van toepassing is op alle AIFM’s, of zij nu wel of niet boven de drempelwaarde van de AIFMD, artikel 3, lid 2 komen en of zij wel of niet in de EU zijn gevestigd. Zij moeten voldoen aan zowel de eisen op entiteitsniveau als op productniveau. Deze uitspraak van de EC maakt een einde aan de onduidelijkheid die tot op heden bestond. AIFM’s die nog niet aan de eisen van de SFDR voldoen, zullen zo snel mogelijk hiervoor moeten zorgen. Is de SFDR van toepassing op een niet-EU beleggingsfonds, bijvoorbeeld bij aanbieding onder een National Private Placement Regime (NPPR)? Ja. De EC geeft aan dat de SFDR ook van toepassing is op niet-EU beleggingsfondsen die vallen onder de AIFMD, artikel 4, lid 1, sub b. Dat geldt ook indien een duurzaam EU beleggingsfonds wordt aangeboden onder een NPPR. Deze ondernemingen zullen ook moeten voldoen aan de SFDR eisen op entiteits- en productniveau. NPPR’s die nog niet aan de eisen van de SFDR voldoen, zullen zo snel mogelijk hiervoor moeten zorgen. Hoe wordt de drempelwaarde van 500 werknemers berekend? Het criterium van 500 werknemers, zoals neergelegd in SFDR, artikel 4, lid 3 heeft betrekking op deelnemers aan de financiële markt. Dit criterium heeft betrekking op grote ondernemingen in zijn geheel. De berekening van het aantal medewerkers houdt rekening met alle werknemers van een moederonderneming en dochterondernemingen, ongeacht of zij binnen of buiten de Europese Unie zijn gevestigd. Wanneer is er sprake van een artikel 9 (groen) product? Er is sprake van een artikel 9 product indien het product duurzame beleggingen tot doel heeft. De EC geeft aan dat als een financieel product geen duurzame belegging als doelstelling heeft, dit product niet als een artikel 9 (groen product) maar als een artikel 8 (lichtgroen product) wordt aangemerkt. Een artikel 9 product mag beleggen in een breed scala aan activa, mits deze zich kwalificeren als ‘duurzame beleggingen’ zoals gedefinieerd in SFDR, artikel 2, lid 17. Naast deze beleggingen mag worden belegd in producten die specifieke doeleinden hebben, zoals hedging, mits deze voldoen aan de minimale waarborgen. De productdocumentatie moet daarbij informatie bevatten over hoe de gegeven mix van beleggingen voldoet aan de doelstelling ‘duurzaam beleggen’ van het financiële product. Dit standpunt van de Commissie is conform de visie van de concept RTS. Wij adviseren partijen die niet conform deze visie producten hebben geclassificeerd dit alsnog te doen. Moet bij een groen product een EU klimaatbenchmark worden gevolgd? Het antwoord van de EC op de vraag of het noodzakelijk is voor een groen product om een EU-klimaattransitiebenchmark of een op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark passief te volgen om te voldoen aan SFDR, artikel 9, lid 3 is onduidelijk. Artikel 9 voorziet volgens de EC in twee scenario’s. Ten eerste, indien geen EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark wordt gebruikt, dan moet in de precontractuele informatie een gedetailleerde toelichting worden gegeven van de wijze waarop het doel van vermindering van koolstofemissies in lijn met de Overeenkomst van Parijs wordt bereikt. Ten tweede, indien deze benchmarks wel worden gebruikt dan moet een groen product deze benchmarks volgen. Dit antwoord van de EC is ons inziens niet duidelijk wat betreft ‘volgen’. Indien een product een benchmark actief volgt, maar waarvoor wel een EU-klimaattransitiebenchmark of een op de Overeenkomst van Parijs afgestemde benchmark wordt gebruikt, dan valt deze kennelijk niet onder de SFDR, artikel 9, lid 3. Met andere woorden, indien een product actief wordt gemanaged met het doel om koolstofemissies te verminderen dan zou dit niet binnen dit artikel vallen. 4ESG Consulting vermoedt dat dit niet de bedoeling van de EC is. Wanneer is er sprake van een artikel 8 (lichtgroen) product dat ecologische of sociale kenmerken promoot? Wanneer een financieel product ecologische of sociale kenmerken of een combinatie van die kenmerken promoot, dan kwalificeert dit product als een artikel 8 product. Over het begrip ‘promotie’ is veel onduidelijkheid en de ESA’s hebben om nadere uitleg van dit begrip aan de EC gevraagd. De EC gaat in haar antwoord nader in op de term ‘promotie’ en geeft een groot aantal voorbeelden wat onder deze term kan worden verstaan.[2] Uit deze voorbeelden blijkt dat het niet gaat om het actief marketen van een product, maar dat een artikel 8 product beleggers inzicht geeft in de ecologische en sociale kenmerken van de beleggingsdoelen van het desbetreffende product. De EC geeft voorts aan dat de productnaam (bijvoorbeeld met ‘ESG’ of duurzaam in de naam) voldoende kan zijn om zich te kwalificeren als een artikel 8 product. Gezien het grote aantal voorbeelden is de reikwijdte van artikel 8 groot en verwachten wij dat veel producten zich kwalificeren als een artikel 8 product en daarmee zullen moeten voldoen aan de gedetailleerde vereisten van level 2 SFDR. Verder wordt door de EC opgemerkt dat artikel 8 producten mogen voldoen aan het PAI-regime, mits de documentatie uitdrukkelijk wordt gerelateerd aan de promotie van ecologische en sociale kenmerken. Dit zal voor veel financiële instellingen houvast geven. De integratie van duurzaamheidsrisico’s is daarentegen niet voldoende om zich te kwalificeren als een artikel 8 product. Tevens bevestigt de EC dat er geen drempelwaarden zijn voor een artikel 8 product. Deze uitspraak geeft duidelijkheid voor financiële partijen. Sectorale uitsluitingen kunnen onder artikel 8 vallen, mits deze kunnen worden gerelateerd aan de promotie van ecologische of sociale kenmerken. Indien dit niet het geval is, is er geen sprake van een artikel 8, maar van een artikel 6 product. Dit geldt ook voor wettelijke uitsluitingen, zoals het verbod op clustermunitie. Dit laatste is opmerkelijk omdat veel ondernemingen ervan uitgaan dat dit niet geval is en het desbetreffende product zich niet als een artikel 8 product heeft gekwalificeerd. De EC geeft aan dat het neutraal blijft wat betreft het ontwerp van artikel 8 producten. Het schrijft bepaalde elementen niet voor, zoals de samenstelling van beleggingen of minimale beleggingsdrempels, beleggingsdoelen en bepaalt evenmin de wijze van beleggen, de te gebruiken beleggingsinstrumenten, -strategieën of -methodologieën. Daarom belet niets partijen om door te gaan met het toepassen van verschillende instrumenten en strategieën, zoals screening, uitsluitingsstrategieën, best-in-class en thematisch beleggen. Dat is goed nieuws. Wel adviseren wij opnieuw naar de kwalificatie van hun producten te kijken en deze waar nodig aan te passen.
5. Wat is de impact van level 1 van de Taxonomieverordening?
Aanpassen precontractuele informatie en periodieke rapportages en opstellen verklaring van DNSH Op 1 januari 2022 treden de eisen van level 1 van de Taxonomieverordening en nadere regels met betrekking tot de milieudoelstellingen klimaatadaptatie en klimaatmitigatie in werking. De eisen van level 1 van de Taxonomieverordening zijn gerelateerd aan verplichtingen van SFDR level 1.[3] De vereisten vanuit de Taxonomieverordening gelden ingeval er sprake is van ecologische duurzame economische activiteiten. Dit geldt niet in het geval van sociale kenmerken. Met deze Taxonomie level 1 vereisten zal bij het opstellen van de precontractuele informatie en periodieke rapportages tussen 1 januari 2022 en 1 juli 2022 rekening moeten worden gehouden. Zo zullen het aandeel ecologisch duurzaam economische beleggingen in financiële producten, de details van het aandeel in faciliterende en transitieactiviteiten moeten worden gespecificeerd. Tevens zal een verklaring van DNSH voor lichtgroene producten die rekening houden met ecologische economische activiteiten moeten worden afgegeven. Dit geldt nog niet voor de SFDR, omdat de vereisten met betrekking tot het DNSH-principe in level 2 worden uitgewerkt. Dit principe is voor groene producten wel in level 1 geïntroduceerd. De vraag is hoe meet je DNSH zolang de definitieve indicatoren (PAI’s) nog niet zijn geïntroduceerd? Moet een financiële instelling een eigen kader ontwikkelen of wordt aangesloten bij de PAI’s uit level 2? Dit zijn vraagstukken waar een financiële instelling bij stil zal moeten staan In geval van (niet groene) artikel 6 producten moet op basis van de Taxonomie een verklaring worden opgenomen dat het product geen rekening houdt met criteria voor ecologische economische activiteiten. Aanpassen webteksten over lichtgroene en groene producten Hoewel SFDR level 2 is uitgesteld en vanuit de SFDR kan worden volstaan met de regels die in SFDR level 1 zijn gesteld, zal op 1 januari 2022 in verband met de inwerkingtreding van de Taxonomieverordening de teksten op de website moeten worden aangepast. Tot slot Financiële instellingen zullen moeten onderzoeken wat ze op basis van level 1 van zowel de SFDR als de Taxonomie formeel moeten implementeren en de afweging moeten maken wat ze op basis van de verwachtingen van de AFM op basis van de concept teksten van level 2 zouden moeten inregelen. Uitstel van SFDR level 2 maakt het voor financiële instellingen er niet makkelijker op.
[2] Voorbeelden: directe of indirecte claims, informatie en rapportages en openbaarmakingen dat beleggingen in het financiële product ook rekening wordt houden met milieu- of sociale kenmerken in termen van investeringsbeleid, doelen, streefcijfers of doelstellingen of een algemene ambitie. Het gaat hier om precontractuele en periodieke documenten of marketingcommunicatie, advertenties, productcategorisering, beschrijving van investeringsstrategieën of assetallocatie, informatie over de naleving van aan duurzaamheid gerelateerde normen en labels voor financiële producten, gebruik van productnamen of benamingen, memoranda of afgifte van documenten, factsheets, specificaties over naleving van sectorale uitsluitingen of wettelijke vereisten, ongeacht de gebruikte vorm, zoals op papier, duurzame media, websites of elektronische datarooms. Bron: Question related to Regulation (EU) 2019/2088 of the European Parliament and of the Council of 27 November 2019 on sustainability‐related disclosures in the financial services sector (Sustainable Finance Disclosure Regulation 2019/2088), 14-7-2021
|