Vanguard: Twaalf misvattingen over provisieverbod
Vanguard: Twaalf misvattingen over provisieverbod
Sinds de invoering van het provisieverbod in Nederland en het VK hebben consumenten meer keuze in beleggingsproducten, hoeven ze er minder voor te betalen en is er meer concurrentie. Dat blijkt uit uitgebreid onderzoek van vermogensbeheerder Vanguard naar de effecten van de invoering van het provisieverbod in het VK (2012) en Nederland (2014).
Het verbod moet beleggers beter beschermen tegen mogelijke belangenconflicten die gepaard kunnen gaan met provisies die partijen ontvangen wanneer ze bepaalde financiële producten verkopen. Hoewel het verbod dus al een tijdje bestaat, bestaan er nog steeds misvattingen over het betalen van provisies. Vanguard zet ze recht.
Misvatting 1: De betaling van provisies is een standaardpraktijk in de EU. Het heeft geen negatieve gevolgen voor de diensten die door adviseurs worden aangeboden
Het op provisie gebaseerde verkoopmodel domineert de distributie van producten voor de kleine beleggers in de EU. Maar het leidt ook tot potentiële belangenconflicten. De belangen van fondsbeheerders en tussenpersonen liggen niet op één lijn met de belangen van de beleggers die zij bedienen. Tussenpersonen kunnen producten bevoordelen waarvoor ze hogere provisies krijgen of producten benadelen waarvoor ze minder of geen provisie krijgen.
Misvatting 2: De huidige provisieregels in het kader van de herziene MiFID II-regeling functioneren naar behoren en hebben geen herziening nodig
De huidige EU-regelgeving had slechts een beperkte positieve impact op de transparantie van de kosten en de lasten die de belegger moet betalen. Het verschil in aanpak van de nationale autoriteiten heeft dit nog erger gemaakt, waardoor een ongelijk speelveld is ontstaan en een algemeen gebrek aan duidelijkheid en transparantie.
Misvatting 3: De MiFID II-regels over het betalen van provisie aan tussenpersonen zijn transparant genoeg
Zelfs met de huidige regels hebben consumenten onvoldoende inzicht in de financiële diensten waarvoor zij betalen. De meeste consumenten denken dat advies gratis is en begrijpen niet wat het effect van provisies op hun beleggingsrendement is. Ervaringen in sectoren met een provisieverbod tonen aan dat door de kosten van advies te scheiden van de kosten van het product, consumenten beter in staat zijn om de kosten van advies in te schatten en met kennis van zaken te beslissen of zij al dan niet advies willen.
Misvatting 4: De invoering van een provisieverbod in heel Europa verstoort de markt te veel
Zowel het VK als Nederland heeft met succes een provisieverbod ingevoerd ten gunste van de consument. Uit de ervaringen in het VK blijkt dat het aantal financieel adviesbureaus op de markt stabiel is gebleven. Sinds het provisieverbod werd ingevoerd, is het aantal individuele financiële adviseurs zelfs toegenomen en blijken meer Britten op zoek te gaan naar financieel advies.
Misvatting 5: Een verbod op provisies leidt tot een advieskloof
Uit Britse en Nederlandse data blijkt dat de overgrote meerderheid van de consumenten advies blijft inwinnen zolang ze het de prijs waard vinden. Als mensen geen financieel advies vragen, is dat vooral omdat zij er geen behoefte aan hebben. Het ligt niet aan de toegankelijkheid of de kosten van het advies, zo blijkt uit een onderzoek van de Britse overheid.
Misvatting 6: Kleine beleggers zijn niet gebaat met geautomatiseerd advies
Innovatie op vlak van advies en begeleiding voor kleine beleggers verdient aanmoediging. Een divers aanbod, met inbegrip van goedkoop, door technologie ondersteund advies, helpt mee om aan de verschillende wensen en behoeften van particuliere beleggers te voldoen.
Misvatting 7: Zonder provisie hebben tussenpersonen geen stimulans om beleggingsproducten te verkopen
Na het provisieverbod in het VK en Nederland zijn de retailbeleggingsactiviteiten gegroeid. Sinds het Britse verbod is de jaaromzet uit retailbeleggingen tussen 2013 en 2019 met ongeveer 71% gestegen. De Nederlandse marktautoriteit meent dat haar verbod ook heeft geleid tot snelle technologische ontwikkelingen in de sector.
Misvatting 8: Zonder provisies beleggen particulieren minder maar sparen ze juist meer
Consumenten blijven beleggen, ook wanneer ze een expliciete vergoeding voor beleggingsdiensten moeten betalen. Uit gegevens uit het VK en Nederland blijkt dat slechts een zeer klein aantal mensen afhaakt wanneer de verplichting geldt dat ze voor advies moeten betalen.
Misvatting 9: Provisies stimuleren de kapitaalmarktenunie
Het onlangs voorgestelde pakket voor de Capital Markets Union (CMU) geeft prioriteit aan een grotere participatie van kleine beleggers. De CMU zal alleen een succes worden als die participatie toeneemt en kleine beleggers een eerlijke deal krijgen. Een systeem dat consumenten blootstelt aan mogelijk conflicterend advies, een beperkte productkeuze en hogere kosten, kan je geen eerlijke deal noemen voor consumenten.
Misvatting 10: Dankzij provisies bieden distributeurs een breder scala aan producten aan
Er zijn aanwijzingen dat precies het tegenovergestelde waar is. Volgens de Autoriteit Financiële Markten in Nederland is er sinds het provisieverbod meer concurrentie tussen producten en is de kwaliteit van de beschikbare diensten verbeterd.
Misvatting 11: Dankzij provisies zijn financieel adviseurs/distributeurs voldoende opgeleid om financiële producten te begrijpen en er advies over te geven
Om de kwaliteit van het verstrekte advies te verbeteren, is het van cruciaal belang dat de adviseurs aan strenge, professionele normen voldoen. Maar hoewel beleggers vergoedingen betalen voor de opleiding van adviseurs, bevordert het huidige systeem niet de professionalisering van het financieel advies.
Misvatting 12: Provisies dragen bij aan de ontwikkeling van goedkope producten en diensten. Zo verlagen ze de totale kosten van beleggen
Provisies leiden niet tot een aanbod van goedkope producten en diensten en leiden ook niet tot een verlaging van de totale kosten van beleggen. De provisies dienen enkel om de winsten van de financiële sector te verhogen ten koste van de consument.
Dit document is opgesteld aan de hand van een onderzoek van relevante studies, consumententoetsingen en evaluaties door regelgevers en consumentenorganisaties uit de gehele EU en het VK.