Schroders: Digitale infrastructuur voor inhaalslag opkomende markten
Schroders: Digitale infrastructuur voor inhaalslag opkomende markten
De opkomende markten moeten dringend veelzijdige datatechnologieën ontwikkelen. Maar er zijn heel wat investeringen nodig om de kosten te drukken en het gebruik van datatechnologieën haalbaar te maken, schrijven specialisten van Schroders.
De wereld vertrouwt op dataconnectiviteit. Toen de wereldeconomie door Covid-19 tot stilstand kwam, schakelden de ontwikkelde economieën vrij naadloos over op thuiswerken. Het herstel verliep sneller dan aanvankelijk verwacht. De opkomende markten kenden niet dezelfde verandering in toegang, betaalbaarheid en kwaliteit van de dienstverlening.
Internettoegang verhoogt het BBP
Maar het gaat om veel meer dan toegang tot Zoom of Netflix. Als je in een opkomende economie op het platteland woont, zijn financiële diensten misschien helemaal niet toegankelijk. Geen internettoegang beperkt ook drastische de mogelijkheden om onderwijs te volgen en te voorzien in de behoeften van de gezondheidszorg. Volgens onderzoek van het World Economic Forum kan een land 1,2 procentpunten aan het bbp per hoofd van de bevolking toevoegen bij elke 10 procentpunten extra internetpenetratie. Via breedband kan het bbp per hoofd van de bevolking met bijna 1,4% stijgen.
Er is geen eenvoudige oplossing. Het aansluiten van opkomende economieën op het internet brengt grote uitdagingen met zich mee. Maar Schroders ziet enorme mogelijkheden voor landen die bereid zijn de obstakels te overwinnen.
Waarom wordt de digitale infrastructuur dan niet uitgebouwd?
Er is een kip en ei probleem met het uitrollen van digitale infrastructuur in opkomende markten. Het ontbreekt aan ‘last mile’ infrastructuur en er is ook een schaarste aan internet exchanges en datacenters, wat zorgt voor tragere, duurdere internettoegang.
Internet exchange points (IXP's) zijn datacentra op gunstig gelegen locaties, die verschillende netwerkexploitanten in staat stellen met elkaar te communiceren. Ze verminderen de fysieke afstand die het internetverkeer moet afleggen, waardoor de snelheid toeneemt en de kosten voor de internetproviders dalen. Dit verlaagt op zijn beurt de kosten voor de klanten. 90% van de hoge-inkomenslanden heeft ten minste één IXP, tegenover 69% van de lage-inkomenslanden. Bovendien heeft 53% van de hoge-inkomenslanden connectiviteit tussen datacentra en de cloud, terwijl geen enkel lage-inkomensland de mogelijkheid heeft om data-opslag op deze manier te decentraliseren.
Het probleem is dat voor opkomende markten de kosten van slimme apparaten en datapakketten nog steeds extreem hoog zijn. Een smartphone kan in arme landen 80% van het gemiddelde maandinkomen kosten, tegenover slechts 13% in landen met een hoog inkomen. Daardoor is er weinig animo bij mobiele netwerkdatabedrijven om zich in die landen te installeren, noch voor zendmastbedrijven om activa te bezitten waar momenteel weinig vraag naar is of die weinig worden gebruikt. Het gebrek aan (betrouwbare) elektriciteit kan de operationele complexiteit vergroten en de kosten verder opdrijven.
Kostenverlaging van dataverbindingen
De oplossingen bestaan. Maar daarvoor moeten investeerders kapitaal verstrekken om infrastructuur aan te leggen die de kloof kan overbruggen, de toegang kan verbeteren en de kosten kan verlagen. Meer lokale datacentra kunnen de verbindingssnelheden verbeteren en de kosten verlagen. Dankzij pay-as-you-go bedrijfsmodellen kunnen smartphones gemakkelijker worden aangeschaft. Er zijn ook relatief eenvoudige manieren om toegang te verlenen via goedkope zendmast-oplossingen in plattelandsgebieden.