Annebeth Roor-Wubs: Dubbele materialiteit, dubbele moraal?
Annebeth Roor-Wubs: Dubbele materialiteit, dubbele moraal?
Door Annebeth Roor-Wubs, Sustainable Finance Senior Consultant bij EY en parttime PhD-student aan Rotterdam School of Management
Als onderdeel van de CSRD-implementatie doen financiële instellingen een dubbele materialiteitsanalyse, om te bepalen op welke thema’s zij materiële impact hebben en wat op zijn beurt materiële impact heeft op hen. Met een belegd vermogen of eigen boek van miljarden gaat de focus al snel naar de gefinancierde impact, maar is dat terecht?
Financiële instellingen bereiden zich voor op duurzaamheidsrapportering in lijn met de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive). Voor een aantal banken en verzekeraars start de rapportage over boekjaar 2024, voor alle andere grote ondernemingen over boekjaar 2025.
De dubbele materialiteitsanalyse resulteert in een overzicht van de belangrijkste thema’s waar een bedrijf beleid op ontwikkelt, actie op onderneemt, op stuurt en over rapporteert. Een bedrijf kijkt bij de bepaling daarvan met twee lenzen: hoe heeft de wereld invloed op het bedrijf (financiële materialiteit) en hoe beïnvloedt het bedrijf de wereld (impact materialiteit), gezamenlijk: dubbele materialiteit.
Voor financiële dienstverleners is de gefinancierde impact vaak vele malen groter dan de impact van het bedrijf zelf. De focus gaat al snel naar die gefinancierde impact. Maar wat is precies de verantwoordelijkheid of invloed van de financiële instelling op gefinancierde impact? En hoe verhoudt die zich tot de eigen impact van het bedrijf?
Gefinancierde impact
Financiële instellingen communiceren graag over de invloed die ze hebben via hun gefinancierde impact: het gaat om miljarden belegd vermogen, miljarden in het eigen boek, de grootste hypothekenportefeuille, en voor verzekeraars een portefeuille verzekerde impact. Dit betreft niet hun eigen impact, maar omdat financiële instellingen deze faciliteren, is er de verwachting dat ze zich wel bezighouden met deze impact. In de laatste jaren bijvoorbeeld door emissies te meten en door te analyseren hoe gefinancierde sectoren richting het Parijsakkoord zouden moeten bewegen.
Momenteel zijn verschillende instellingen bezig hun impact op de biodiversiteit te meten, in lijn met het recent vastgestelde framework van de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures (TNFD). Zowel vanuit eigen ambities als vanuit maatschappelijke verwachtingen zijn financiële instellingen dus bezig met hun gefinancierde impact.
Bij het beoordelen hiervan maakt de CSRD onderscheid tussen impact die je veroorzaakt (causing), impact waar je aan bijdraagt (contributing), en impact waaraan je direct gelinkt bent (linked to)[1]. Vaak valt gefinancierde impact in de tweede (bijdrage) of derde categorie (gelinkt). De CSRD zelf noemt het voorbeeld van een bank die gelinkt is aan de impact (vervuiling van water en grond) van een bedrijf die het financiert[2].
Het verschilt bij die bijdrage of link per beleggingscategorie hoeveel invloed er daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Beleggers kunnen bij aandelen bijvoorbeeld invloed hebben door actief aandeelhouderschap, allocatie van geld, en indirecte impact (bijvoorbeeld een bijdrage aan het maatschappelijk debat)[3]. Of je bij negatieve impact gaat voor actief aandeelhouderschap of uitsluiten, is daarin een interessante discussie waarin verschillende financiële instellingen verschillende keuzes maken.
Het nadeel is dat het isoleren en meten van de invloed van beleggers op de uiteindelijke besluitvorming van bedrijven bijna niet mogelijk is. Die vindt plaats bij bedrijven zelf en wordt beïnvloed door vele verschillende ontwikkelingen en stakeholders. De gefinancierde en verzekerde impact maakt dus deel uit van de waardeketen, maar de invloed van financiële instellingen hierop verschilt per financieringsvorm.
Impact van het bedrijf
Dat is anders bij de invloed op de impact van een bedrijf, die veel directer is. Hierbij gaat het om medewerkers, inhuur van personeel, bedrijfslocaties, mobiliteit van medewerkers, gebruik van ICT et cetera. Deze activiteiten hebben negatieve en positieve sociale en milieu-impact, waarbij sommige duidelijk zijn (CO2, FTEs), maar andere nog onderbelicht (CO2-uitstoot van ICT of de impact op circulaire economie).
Soms wordt de impact van een bedrijf vanuit de beleggershoek afgedaan als klein: een klein aantal medewerkers ten opzichte van een grote beleggingsportefeuille. Maar dat is juist de impact die een bedrijf veroorzaakt (causing) en waarop het bedrijf dus de meeste invloed heeft. De financiële sector heeft alleen al in Nederland meer dan 200.000 medewerkers[4], die op bedrijfslocaties werken, reizen en gebruikmaken van ICT. Bovendien verlies je aan geloofwaardigheid wanneer je bedrijven vraagt Paris-aligned te zijn, terwijl je zelf niet voldoende actie onderneemt in je eigen business.
Dubbele materialiteit, dubbele moraal
Zowel de gefinancierde impact als de eigen impact zijn dus belangrijk, maar om verschillende redenen. De gefinancierde impact is groot, maar indirect: financiële instellingen dragen bij of zijn eraan gelinkt, maar zelden de veroorzaker. Bij de eigen impact is een bedrijf dat wel.
Daarbij merk je dat de eigen impact soms niet direct helder is, zeker gegeven het formele taalgebruik van de CSRD. Een goede implementatie zorgt ervoor dat je juist op die thema’s ontdekt wat je impact is, en hoe je die kan verbeteren. Gegeven de snelle afname van biodiversiteit in Nederland bijvoorbeeld, zijn groene daken of vleermuiskasten op bedrijfspanden een goede stap, maar dit staat niet vanzelfsprekend op ieders netvlies.
Ik pleit daarom voor een dubbele moraal: beoordeel de gefinancierde impact en de impact van het bedrijf zelf apart. Dit zorgt ervoor dat de eigen impact niet verloren gaat in het geheel, maar voldoende aandacht krijgt[5]. Bovendien kunnen de uitkomsten ook beter gekoppeld worden aan de strategie, acties en doelstellingen die je eraan verbindt. Bij directe impact is dat directe actie. Bij gefinancierde impact gaat het om de producten en diensten die worden geleverd, het belegde vermogen en verzekerd kapitaal.
[1] ESRS 1 Sectie 3.4 Impact materiality
[2] ESRS 1 Appendix B AR7
[3] Cf. Kölbel, J. F., Heeb, F., Paetzold, F., & Busch, T. (2020) Can sustainable investing save the world? Reviewing the mechanisms of investor impact.
[5] ESRS 1 Sectie 3.7 geeft aan dat disaggregatie kan helpen bij voldoende begrip van materiële impacts, risico’s en kansen, bijvoorbeeld op landenbasis, voor belangrijke bedrijfslocaties, assets of per dochteronderneming.