Pim Rank: Vertrouwen in banken komt te voet en gaat te paard
Pim Rank: Vertrouwen in banken komt te voet en gaat te paard
Een bank kan volgens de prudentiële regels gezond zijn, maar als cliënten massaal hun geld opnemen, kan zij toch omvallen. Vertrouwen bij cliënten is cruciaal om een bankrun te voorkomen.
Door Prof. Mr. W.A.K. Rank, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Hoogleraar Financieel Recht aan de Universiteit Leiden
Bij het schrijven van deze column (halverwege maart) bleken banken wereldwijd toch minder robuust dan lange tijd gedacht. Nadat eerst Silicon Valley Bank (SVB) en Signature Bank omvielen, moesten First Republic en Credit Suisse worden gered. Bij SVB en Signature Bank werd het bestuur overgenomen door de FDIC, de instantie die in de Verenigde Staten is belast met de uitvoering van het depositogarantiestelsel, die toezegde dat alle bij deze banken aangehouden deposito’s zouden worden gegarandeerd, ook voor bedragen boven de voor het Amerikaanse depositogarantiestelsel geldende grens van $ 250.000. First Republic kreeg noodleningen van JP Morgan en enkele andere grote banken. Credit Suisse kreeg een noodlening van de Zwitserse centrale bank en is vervolgens overgenomen door UBS. Op die manier leken de toezichthoudende autoriteiten erin te zijn geslaagd om de geest weer terug in de fles te krijgen. Toch is er sindsdien weer discussie over de vraag of hogere buffers noodzakelijk zijn en of cliënten van falende banken voldoende bescherming genieten.
Een bank moet over een minimumbedrag aan eigen vermogen beschikken en aan zekere solvabiliteitseisen voldoen. Daarnaast gelden er voor een bank bepaalde liquiditeitseisen. Deze moeten bewerkstelligen dat de bank over voldoende liquide middelen beschikt om aan haar directe betalingsverplichtingen te voldoen. Als echter sprake is van een bankrun en alle cliënten tegelijk hun geld opvragen, is de kans groot dat de bank niet aan deze verplichtingen kan voldoen en omvalt. Bij een bankrun moet de bank binnen korte tijd ook langlopende leningen en beleggingen te gelde maken. Mogelijk zijn deze leningen niet opeisbaar, vindt zij daarvoor geen kopers, of ontvangt zij een te lage prijs. Zo had SVB de bij haar geplaatste deposito’s belegd in laagrentende staatsobligaties, die door de stijgende rente op de kapitaalmarkt in waarde waren gedaald en die SVB daarom met verlies moest verkopen. Als het vertrouwen in één bank verdwijnt, kan dat een olievlekwerking hebben en kan het vertrouwen in andere banken of in de hele sector worden aangetast. Dan hebben we (weer) een bankencrisis.
Een bank kan volgens de toepasselijke prudentiële regels volstrekt gezond zijn. Dat neemt niet weg dat zij alsnog zal (kunnen) omvallen als alle cliënten tegelijk hun geld opvragen. Het vertrouwen bij cliënten dat hun geld veilig is, is dan ook cruciaal om een bankrun te voorkomen. Hogere buffers en een resolutieregime dragen daar zeker aan bij. Belangrijker is echter een depositogarantiestelsel. In de EU worden deposanten onder het depositogarantiestelsel beschermd tot maximaal € 100.000 per deposant. Hogere bedragen zijn niet gedekt. Ook deposito’s aangehouden door banken en bepaalde andere financiële marktpartijen zijn niet gedekt. Het lijkt mij van belang om, in navolging van de FDIC, in de EU ook tegoeden groter dan € 100.000 te garanderen, althans waar het tegoeden van andere partijen dan financiële marktpartijen betreft. Er is dan voor deze cliënten geen incentive meer om hun geld op te vragen bij twijfel aan de gegoedheid van de bank. Dat is ook niet onredelijk, omdat deze cliënten geen inzicht zullen hebben in de financiële positie van hun bank en zij in de regel ook geen hoge rentevergoeding ontvangen die wellicht als een risicopremie zou kunnen worden beschouwd.