Pim Rank: CSDDD revisited

Pim Rank: CSDDD revisited

Europe Rules and Legislation ESG
Pim Rank

Op 15 maart 2024 is de Corporate Sustainability Due Diligence Directive aangenomen in een sterk afgezwakte vorm. Voor het Europese bedrijfsleven biedt het bereikte compromis wat meer ademruimte.

Door Prof. Mr. W.A.K. Rank, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Hoogleraar Financieel Recht aan de Universiteit Leiden

In mijn vorige column (‘Met de CSDDD duurzaam ten onder?’ in Financial Investigator 1 van 2024) schreef ik dat op 14 december 2023 een voorlopig akkoord was bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over de CSDDD, de Corporate Sustainability Due Diligence Directive. De algemene verwachting – ook die van mij – was dat het bereikte akkoord zonder verdere discussie in een richtlijntekst zou worden omgezet en dat deze richtlijntekst vervolgens als een hamerstuk zou worden aangenomen. Op een bijeenkomst in Brussel op 28 februari 2024 bleken echter verschillende grote EU-lidstaten, waaronder Duitsland, Frankrijk en Italië, niet langer bereid te zijn de uitwerking van het politieke akkoord in een richtlijntekst te ondersteunen, omdat de voorliggende regeling te belastend zou zijn voor het Europese bedrijfsleven.

Zoals eerder uiteengezet, moet de CSDDD bedrijven gaan verplichten om de negatieve effecten van hun eigen bedrijfsactiviteiten en die van hun dochterondernemingen en ketenpartners op het milieu en de mensenrechten te identificeren, en deze negatieve effecten te beëindigen dan wel zoveel mogelijk te beperken. Bedrijven die daarin tekortschieten, kunnen worden geconfronteerd met bestuurlijke boetes en zelfs met civielrechtelijke aansprakelijkheid.

In mijn vorige column waarschuwde ik dat de CSDDD, ondanks haar nobele intenties om duurzaamheid en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid te bevorderen, uitermate belastend zou kunnen uitpakken voor bedrijven in de EU. Dit vanwege de aan de richtlijn verbonden lasten en onzekerheden. Weliswaar zou de richtlijn binnen de EU een gelijk(er) speelveld creëren, maar de door de CSDDD bestreken ondernemingen zouden vanwege die lasten en onzekerheden het risico lopen uit de markt te worden geprijsd door concurrenten uit derde landen. Ik stond in deze kritiek niet alleen: het Europese bedrijfsleven heeft de CSDDD van het begin af aan als een bedreiging beschouwd.

Het wegstemmen van het eerder bereikte akkoord op 28 februari 2024 heeft gelukkig de mogelijkheid gecreëerd om, door er opnieuw over te onderhandelen, tot een alternatief te komen waarin de reikwijdte van de CSDDD substantieel wordt beperkt en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven minder wordt aangetast. Die onderhandelingen hebben geleid tot het aannemen van het huidige compromis op 15 maart 2024.

In dat compromis wordt de reikwijdte van de CSDDD beperkt tot ondernemingen met gemiddeld meer dan 1000 werknemers in plaats van de eerder voorgestelde 500 werknemers, en een wereldwijde nettoomzet van meer dan € 450 miljoen, in plaats van € 150 miljoen. De mogelijkheid van aanwijzing van specifieke risicosectoren is geschrapt. Het downstreamgedeelte van de definitie van de keten van activiteiten is beperkt door verwijzingen naar de afvoer van het product te schrappen en door de zorgplicht van de onderneming te beperken tot directe ketenpartners. Ook de verplichting voor bepaalde ondernemingen om, onder andere door financiële prikkels, de implementatie van een klimaattransitieplan te bevorderen, is komen te vervallen. De regels inzake de civielrechtelijke aansprakelijkheid zijn aangepast om de lidstaten meer flexibiliteit te geven. Belangrijk is ook de intrekking van de politieke verklaring inzake de noodzaak om nadere wettelijke regels voor gereguleerde financiële ondernemingen te ontwikkelen.

De CSDDD moet nog definitief door het Europees Parlement worden goedgekeurd. Met het huidige compromis lijkt dat echter een formaliteit die nog net binnen de huidige termijn van het Europees Parlement kan worden geregeld. De richtlijn zal, afhankelijk van bedrijfsgrootte en omzet, over een periode van drie tot vijf jaar na inwerkingtreding op de betreffende onderneming van toepassing worden.

 

 

Attachments