DNB: Hogere loonkosten en bedrijfswinsten droegen in 2023 bij aan inflatie
DNB: Hogere loonkosten en bedrijfswinsten droegen in 2023 bij aan inflatie
De loonkosten hebben in het afgelopen jaar de grootste bijdrage geleverd aan de binnenlandse inflatie. Winsten van bedrijven hebben ook bijgedragen aan inflatie, al daalde hun bijdrage gaandeweg het jaar.
Dit blijkt uit een analyse van de samenstellende delen van de binnenlands gecreëerde inflatie in 2023. De verwachting is dat de inflatie dit en volgend jaar verder zal afnemen. Ondanks de afnemende inflatie blijft het belangrijk om de ontwikkeling van de loonkosten en winsten goed te monitoren.
De inflatie in componenten uiteengerafeld
In 2022 liep de inflatie aanzienlijk op. Waar de Nederlandse geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) in 2021 2,8% bedroeg, kwam deze in 2022 uit op maar liefst 11,6%. Tegelijkertijd trok de groeiversnelling van zowel de brutowinsten van bedrijven als van de lonen, vooral in de tweede helft van 2022, veel aandacht. Hierdoor ontstond er discussie over de mate waarin winsten en lonen aan de stijgende inflatie hebben bijgedragen.
Nu we een aantal kwartalen verder zijn, kunnen we de bijdragen in 2023 vaststellen. Statistisch kan inflatie op meerdere manieren worden opgedeeld in componenten. Hier gebruiken we een indicator voor de binnenlands gecreëerde inflatie. In tegenstelling tot de HICP, biedt deze maatstaf de mogelijkheid om inflatie onder te verdelen in de bijdragen van, onder andere, winsten en lonen. Met binnenlands gecreëerde inflatie wordt de uit het buitenland geïmporteerde inflatie buiten de deur gehouden, zoals de inflatiebijdrage van importgoederen zoals energie. Deze maatstaf zal dus vaak afwijken van de HICP.
De binnenlandse inflatie wordt meestal uitgesplitst in de bijdrage van de beloning van werknemers, de brutowinst van bedrijven, en het saldo van niet-productgebonden belastingen, zoals de onroerende zaakbelasting, en subsidies. De brutowinst kan verder onderverdeeld worden in de nettowinst van bedrijven, afschrijvingen, en het netto-exploitatieoverschot van huishoudens. Dit laatste bestaat voornamelijk uit het gemengd inkomen van zelfstandigen, met zowel een loon- als een winstcomponent. Deze aanpak laat zien uit welke onderdelen de binnenlandse inflatie is opgebouwd, maar zegt niets over het onderlinge verband of over de onderliggende economische mechanismen.
Bijdrage loonkosten veel groter dan die van winsten
In 2023 leverden de loonkosten de grootste bijdrage aan de binnenlands gecreëerde inflatie. Dit is niet verrassend, omdat de lonen in 2023 sterk zijn gestegen, voornamelijk door hoge looneisen ter compensatie van de forse inflatie in het jaar ervoor en de krappe arbeidsmarkt. De nettowinsten hebben ook positief bijgedragen aan inflatie, al daalde hun bijdrage gaandeweg in het jaar.
Winsten zijn doorgaans volatieler. De bijdrage van de loonkosten aan de binnenlandse inflatie bedroeg afgelopen jaar 3,9 procentpunt, terwijl de bijdrage van de nettowinst van bedrijven 1 procentpunt bedroeg. In 2022 was het verschil tussen beide bijdragen veel kleiner: 1,5 procentpunt voor de loonkosten versus 1,1 procentpunt voor de nettowinst van bedrijven.
In 2021 was de bijdrage van de lonen zelfs negatief en leverden de nettowinsten de grootste bijdrage. De figuur laat verder zien dat de sterke daling van de binnenlandse inflatie die in de tweede helft van 2023 optrad duidelijk terug te zien is in een dalende bijdrage van de nettowinst van bedrijven. Met andere woorden, bedrijven vangen de stijgende loonkosten op via lagere winstmarges.
Loongroei neemt naar verwachting af, inflatietempo idem dito
Ondanks de afnemende inflatie blijft het belangrijk om de ontwikkeling van de loonkosten en winsten goed te monitoren. Vooruitkijkend verwachten we dat de Nederlandse HICP-inflatie in 2024 tot gemiddeld 2,9% daalt en in 2025 tot 2,2%. Deze verwachte teruggang is onder andere terug te voeren op de verwachte daling van de loongroei.
Een recente DNB analyse laat zien dat het risico op een loon-prijsspiraal beperkt is. Niettemin blijft het belangrijk om de loonontwikkelingen in de gaten te houden aangezien veel nieuwe loonovereenkomsten afhankelijk zijn van de inflatieontwikkelingen uit het verleden, en de krapte op de arbeidsmarkt de loongroei, zij het gematigd, opdrijft.