Pim Rank: Alle ballen op ING?
Pim Rank: Alle ballen op ING?
In 2021 won Milieudefensie een rechtszaak tegen Shell over CO2-uitstootreductie. Nu richt de vereniging haar pijlen op ING. De vraag is of een juridische procedure tegen een individuele onderneming een gepast middel is om klimaatverandering tegen te gaan.
Door Prof. Mr. W.A.K. Rank, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Hoogleraar Financieel Recht aan de Universiteit Leiden
In een vorige column (Financial Investigator editie 6 van 2022) waarschuwde ik dat het Shell-vonnis een opmaat zou kunnen zijn voor het aanspreken van banken als financiers van bedrijven in de olie- en gasindustrie – lender liability – en noemde ik dat een onwenselijke ontwikkeling. Op dat moment waren er in Nederland nog geen juridische acties tegen banken in gang gezet. Helaas is dat inmiddels wel het geval. Op 19 januari 2024 heeft Milieudefensie ING aansprakelijk gesteld voor de bijdrage die de bank zou leveren aan klimaatverandering en heeft zij aangegeven ING te zullen dagvaarden als de bank niet binnen acht weken zou bevestigen dat zij aan de eisen van Milieudefensie zal voldoen. Volgens Milieudefensie is ING de meest vervuilende bank in Nederland. ING zou meer broeikasgassen uitstoten dan andere banken en zou ook de grootste financier van de fossiele industrie zijn.
De juridische grondslag van de vordering van Milieudefensie tegen ING is gebaseerd op de zorgplicht die voortvloeit uit de wettelijke algemene maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 Burgerlijk Wetboek. Die zorgvuldigheidsnorm zou meebrengen dat ING verantwoordelijk is voor de schadelijke gevolgen van haar eigen uitstoot én voor die van haar zakelijke cliënten. De belangrijkste eisen van Milieudefensie zijn dan ook dat ING in 2030 haar eigen uitstoot moet hebben gehalveerd en dat zij stopt met het financieren van grote zakelijke cliënten die binnen een jaar geen goed klimaatplan hebben en, gefaseerd, van bedrijven in de olie- en gasindustrie. Bij brief van 13 februari 2024 – nog voor het verstrijken van de achtwekentermijn – heeft ING de aansprakelijkheidsclaim van Milieudefensie van de hand gewezen. Haar verweer is vooral feitelijk van aard. ING wijst erop dat duurzaamheid al geruime tijd onderdeel uitmaakt van haar strategie, dat zij streeft naar net zero in 2050 en dat zij in 2040 stopt met het financieren van olie- en gasactiviteiten, maar dat eerder stoppen niet kan.
Vanuit een juridische optiek lijkt het mij twijfelachtig of ING aangemerkt kan worden als veroorzaker van de klimaatverandering. Haar eigen uitstoot is daarvoor veel te gering. Daarnaast is het discutabel of een bank verantwoordelijk kan worden gehouden voor de emissies van bedrijven die ze financiert. Daarvoor zal er sprake moeten zijn van onrechtmatige gevaarzetting. Voor aansprakelijkheid zal in ieder geval vereist zijn dat de bank wist of had moeten weten dat de uitstoot van een door haar gefinancierde onderneming – gegeven de voor deze onderneming geldende normen – te hoog was. Ook zal er causaal verband moeten zijn tussen de financiering door de bank en de te hoge uitstoot of daardoor veroorzaakte klimaatschade.
Afgezien van deze technische punten is een juridische procedure tegen een individuele onderneming mijns inziens geen gepast middel om klimaatverandering tegen te gaan. Een dergelijke procedure, en zeker een veroordelend vonnis, kan een negatieve invloed hebben op de concurrentiepositie van de betrokken onderneming. Dat kan leiden tot ongelijke behandeling en verstoring van de markt. Betreft het een bank, zoals in casu ING, dan kan ook de stabiliteit van het financiële systeem in gevaar komen. Het is beter om door middel van regelgeving de verstrekking van kredieten aan bepaalde risicosectoren te reguleren en een gelijk speelveld te creëren voor alle banken wereldwijd.