DNB: Effect groeiende stapel overheidsschuld op financiële stabiliteit

DNB: Effect groeiende stapel overheidsschuld op financiële stabiliteit

Fixed Income Financial markets
Dollar - obligaties (QuinceCreative, Pixabay)

We zitten wereldwijd op een recordhoeveelheid overheidsschuld. Deze hoge schulden vormen een risico voor de financiële stabiliteit en daarmee de reële economie.

Het Internationaal Monetair Fonds rekende uit dat eind 2024 de totale wereldwijde schuldenberg een waarde haalt van omgerekend ongeveer €92.000 miljard euro. Ten opzichte van het totale bruto binnenlands product (bbp) komt dat neer op een aandeel van 93%, tien procentpunten meer dan vijf jaar geleden. Dat is een fractie hoger dan in de eurozone, waar overheidsschulden goed zijn voor een aandeel van 89% van het bbp, oftewel een stijging van vijf procentpunten vergeleken met eind 2019.

Drie-zestigregel op pauze

Deze toename in Europa is voor een deel te verklaren door twee crises, weet Nander de Vette, econoom bij De Nederlandsche Bank. De meest recente is de energiecrisis. Die brak uit nadat Rusland buurland Oekraïne militair binnenviel in februari 2022. De prijzen van brandstof en elektriciteit schoten in de weken die volgden naar recordhoogten waarna overheden veel geld op tafel legden om bedrijven en consumenten voor de hoge energiekosten te compenseren.

Op dat moment was de coronacrisis nog maar net voorbij. Tijdens die periode pauzeerde de Europese Commissie (EC) de zogeheten ‘drie-zestigregel’. Die bepaalt dat overheden geen gat in hun begroting mogen hebben dat groter is dan 3% van het nationale bbp en dat hun totale overheidsschuld niet meer dan 60% van datzelfde bbp mag bedragen. Dit om te voorkomen dat overheidsschulden onhoudbaar worden, met negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit.

Lenen gaat door

Beide crises liggen nu alweer enige jaren achter ons, maar veel EU-lidstaten lenen nog altijd meer dan ervoor. Meer dan de helft van de EU-lidstaten heeft dan wel een begrotingstekort dat de limiet overschrijdt of een overheidsschuld die hoger is dan de afgesproken drie, of zestig procent van het bbp. Deze landen moeten van de EC hun financiële huishouding op orde moeten brengen op straffe van sancties. Nederland overschrijdt in 2025 de drie-zestigregel net niet door aan te sturen op een begrotingstekort van 2,8%.

Is het erg dat overheden dicht op of over de limiet lenen? Econoom De Vette noemt het in elk geval niet verstandig. ‘Als er nog een keer een calamiteit zoals de energiecrisis uitbreekt, heb je als overheid met een hoge schuld heel weinig speelruimte over om extra bij te lenen’, bijvoorbeeld om via die weg de economie een impuls te geven.

Risicocompensatie

Dat gebrek aan speelruimte wil niet zeggen dat een land geen geld meer kan lenen, maar wel dat het aantrekken van financiering een stuk duurder wordt. Beleggers zoals vermogensbeheerders, pensioenfondsen en verzekeraars die veel aan overheden uitlenen, vragen doorgaans een hogere leenrente van landen met een grote overheidsschuld. ‘Dat is een stukje risicocompensatie’, zegt De Vette. Want: hoe groter de overheidsschuld, des te groter beleggers de kans achten dat een land die schuld niet meer kan terugbetalen.

Een hogere leenrente heeft twee verstrekkende gevolgen voor de bevolking van een land. De Vette: ‘Allereerst neemt de bestedingsruimte van een land af. Het moet namelijk meer geld aan rente uitgeven dat anders naar andere dingen had kunnen gaan, lerarensalarissen of nieuwe spoorwegen bijvoorbeeld.’

Ten tweede stijgen vanaf dan de prijzen voor nieuwe leningen voor de inwoners en het bedrijfsleven van dat land. De leenrente die een overheid betaalt, geldt vaak als het ankerpunt en andere financieringskosten die navenant stijgen. Zo kan buitensporig lenen door een overheid na verloop van tijd de leenkosten voor consumenten en bedrijven opdrijven.

Risico voor banken

Maar het leengedrag kan ook op een andere manier doorwerken in de financiële markten. Namelijk via de weerbaarheid van banken in het hele eurogebied. Banken hebben overheidsobligaties op de balans. Als blijkt dat die landen moeite hebben om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, kan dat de waarde van de obligaties negatief beïnvloeden en dat kan de banken zelf weer in gevaar brengen. Met het risico voor banken is het risico op een crisis die het hele financiële stelsel kan besmetten compleet.

Nederland zit overigens nog lang niet in de gevarenzone. Hoewel het begrotingstekort volgend jaar de grenzen opzoekt, bedroeg de volledige schuld aan het eind van vorig jaar slechts Dat is in jaren niet zo laag geweest. Vergeleken met percentages als 137% voor Italië, 160% in Griekenland en 63% voor Duitsland is dat bovendien zeer bescheiden.

Weerbaarheid

Dat betekent niet dat Nederland niets te verliezen heeft als beleggers het vertrouwen verliezen in andere Europese landen. Financiële stelsels zijn nauw met elkaar verbonden en houden geen rekening met landsgrenzen. Nederlandse verzekeraars, pensioenfondsen en banken investeren in leningen van buurlanden. Als die landen in betalingsproblemen komen, kan dat de instellingen in het nauw drijven. En als een financiële crisis een economische wordt, voelt Nederland dat als exportland direct, met negatieve gevolgen voor de algemene welvaart.

Dat gezegd hebbende: er is momenteel geen sprake van een crisis en die hoeft er ook niet te komen. Op de kapitaalmarkten heerst vertrouwen in de overheden en er zijn geen aanwijzingen om te geloven dat dat binnenkort ophoudt. Achteroverleunen is dan ook weer geen optie wat De Vette betreft. ‘Landen moeten vooral investeren in hun financiële en economische weerbaarheid.’

Concreet komt dat neer op het volgende. ‘Investeer in innovatie zodat je als land ook in de toekomst concurrerend blijft.’ Maar ook: geef niet al te veel uit als dat niet hoeft. Zet geld opzij als het economisch nog voor de wind gaat. Dat geeft overheden de gelegenheid om een buffer aan te leggen waar ze gebruik van kunnen maken bij een economische calamiteit. Niet de onderling afgesproken Europese begrotingsregels overtreden, is sowieso een goed uitgangspunt.

Handelsbarrières kunnen bovendien het toch al onzekere internationale handelsklimaat verder onder druk zetten. En als de spanningen in het Midden-Oosten en de agressie Oost-Europa verder oplopen heeft dat zonder meer een effect op de economie, bijvoorbeeld door de voedsel- of energieprijzen opnieuw te laten stijgen. In zulke situaties is het een geruststellende gedachte dat de overheid ruimte heeft om de economie te ondersteunen. Daar heeft het financiële stelsel en daarmee uiteindelijk wij allemaal, veel baat bij.