We weten genoeg om nú te starten

We weten genoeg om nú te starten

Climate Change Biodiversity
FI-7 - 2024 - Verslag 14-okt.jpg

Pensioenfondsen staan voor de forse uitdaging om zowel biodiversiteitsverlies als klimaatverandering aan te pakken. Tijdig actie ondernemen lijkt cruciaal om systemische risico’s te beperken en beleggingskansen te benutten.

Door Baart Koster

 

VOORZITTER

Caspar Vlaar, Onafhankelijk bestuurder, verbonden aan diverse pensioenfondsen

 

DEELNEMERS

Don Gerritsen, Director & Sustainable Investment Leader, Deloitte EMEA

Michel Iglesias del Sol, Lid van diverse Beleggingsadviescommissies, Managing Partner, Impact Orange Partners

Arthur van Mansvelt, Senior Engagement Specialist, Achmea Investment Management

 

Dagvoorzitter Caspar Vlaar opende het paneldebat tijdens het pensioenseminar van Financial Investigator over klimaat en biodiversiteit, met majestueus uitzicht vanuit de Rotterdamse Maastoren, met de eerste van een serie stellingen: ‘Het beleggingsrisico van biodiversiteit is voor een pensioenfonds niet materieel genoeg om nu actie op te ondernemen.’ Ook het publiek deed mee middels de bekende bordjes met een groene en rode zijde. Slechts twee aanwezigen stemden in met de stelling, wat Vlaar aangreep om het gesprek te openen. Don Gerritsen benadrukte dat biodiversiteit en natuurlijk kapitaal de afgelopen 60 jaar wereldwijd met 73% zijn afgenomen. Volgens Gerritsen betekent dit niet alleen een beleggingsrisico voor pensioenfondsen, maar bovendien een systemisch risico voor de gehele financiële sector. Hij stelde dat pensioenfondsen als ‘universal owners’ met gediversifieerde beleggingsportefeuilles te maken hebben, waardoor ze systemische risico’s niet eenvoudig kunnen uitsluiten.

Klimaatverandering en biodiversiteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden

Tevens wees Gerritsen op de afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen. ‘Het gaat pensioenfondsen niet alleen om de directe negatieve impact op biodiversiteit, maar ook om de mate waarin bedrijven en sectoren afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen. De afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal behoort onderdeel te zijn van de overwegingen voor elke belegger.’ Michel Iglesias del Sol ging dieper in op de relatie tussen klimaatverandering en biodiversiteit. Die zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en beleggers erkennen dit steeds meer, constateert hij. ‘Klimaatverandering draagt direct bij aan het verlies van biodiversiteit. Ecosystemen zoals bossen en oceanen, die belangrijke rollen spelen in het vastleggen van CO2, worden bedreigd door klimaatverandering. Het is een illusie om te denken dat we klimaatverandering kunnen aanpakken zonder tevens iets te doen aan biodiversiteit.’

Iglesias del Sol legde uit dat veel pensioenfondsen weliswaar aandacht besteden aan klimaatrisico’s, maar dat biodiversiteit daarin vaak wordt onderbelicht. Dit terwijl juist de ecosystemen die door klimaatverandering worden bedreigd, essentieel zijn voor het behoud van biodiversiteit en bestrijding van die klimaatverandering. Iglesias del Sol riep pensioenfondsen daarom op om bij hun duurzaamheidsbeleid niet alleen naar CO2-uitstoot te kijken, maar ook naar de impact van hun beleggingen op biodiversiteit. Arthur van Mansvelt sloot zich aan bij de opmerkingen van beide collega-panelleden en vertelde dat zijn organisatie ook actief betrokken is bij het integreren van biodiversiteit in beleggingsbeslissingen. Hij benadrukte dat dit een proces is dat tijd kost, maar dat er al wel stappen worden gezet. ‘Pensioenfondsen worden zich over het algemeen steeds bewuster van de risico’s die biodiversiteitsverlies met zich meebrengt, zowel op de lange als de korte termijn’, aldus Van Mansvelt.

ROI in natura

Vervolgens lanceerde Vlaar de tweede stelling: ‘Het rendement van biodiversiteitsinvesteringen is op dit moment nog onvoldoende.’ Een van de aanwezigen in het publiek merkte op dat de beleggingsmogelijkheden in biodiversiteit nog beperkt zijn, vooral omdat er weliswaar veel bedrijven zijn die oplossingen proberen te bieden, maar dat lang niet alle bedrijven uiteindelijk succesvol zullen blijken te zijn. Deze opmerking werd door het panel opgepikt, waarna Iglesias del Sol verder inging op de uitdagingen van biodiversiteitsinvesteringen. Hij legde uit dat biodiversiteitsinvesteringen zich niet alleen afspelen op de financiële markten, maar ook in real assets, zoals regeneratieve landbouw en duurzame bosbouw. ‘Deze investeringen kunnen direct rendement opleveren, bijvoorbeeld in de vorm van opbrengsten uit gewassen of hout. Daarnaast kan land, dat steeds schaarser wordt, in waarde toenemen, wat voor beleggers een aantrekkelijk perspectief biedt,’ aldus Iglesias del Sol.

Gerritsen vulde aan dat het belangrijk is om in biodiversiteitsinvesteringen onderscheid te maken tussen het verkleinen van negatieve impact en het vergroten van positieve impact. ‘Veel beleggingen richten zich nu op het reduceren van de negatieve impact op biodiversiteit. Dat is de eerste prioriteit, maar tegelijkertijd moeten we ernaar streven om de positieve impact te vergroten.’

Het Pac-Man effect

Timing lijkt op het dossier klimaatverandering en biodiversiteit cruciaal. Vlaar stelde dan ook de vervolgvraag of het risico bestaat dat pensioenfondsen te laat actie ondernemen. Gerritsen merkte in zijn reactie op dat wet- en regelgeving uiteindelijk überhaupt voor iedereen gaat gelden. ‘Als het systemische risico van biodiversiteit niet wordt aangepakt, zal regelgeving zoals de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) pensioenfondsen, vermogensbeheerders en bedrijven waarin belegd wordt, simpelweg dwingen actie te ondernemen.’ Gerritsen gaf aan dat het verstandig is om nu al de portefeuille te analyseren en te bekijken hoe het negatieve effect op biodiversiteit kan worden geminimaliseerd en het positieve effect kan worden gemaximaliseerd. Vlaar verwees in die context naar een eerdere opmerking tijdens het seminar gemaakt door Jeroen van der Put over het Pac-Man-effect, waarbij pensioenfondsen worden ingehaald door de gevolgen van inactiviteit.

Op de volgende, door Vlaar geïntroduceerde stelling, ‘Biodiversiteitsverlies en klimaatverandering zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden’, wapperde de zaal unaniem met de groene kaart. Arthur van Mansvelt reageerde op de vervolgvraag of de aanpak van klimaatverandering ook meteen biodiversiteitsverlies oplost. ‘Niet helemaal,’ antwoordde hij, ‘maar de impact van beleggingen op verlies van biodiversiteit kan, vergelijkbaar met een CO2-voetafdruk, worden gemeten.’ Van Mansvelt noemde de MSA-indicator (Mean Species Abundance), een maatstaf voor soortenrijkdom, als een nuttige meetmethode voor de impact op biodiversiteit. Hij wees er ook op dat pensioenfondsen die gebruikmaken van een Paris Aligned Benchmark al een lagere negatieve impact op biodiversiteit hebben vergeleken met conventionele benchmarks. ‘Dit is een goede eerste stap, waarna we ons meer specifiek moeten richten op hoogrisicosectoren om de negatieve impact op de biodiversiteit verder te verminderen.’ Vlaar merkte op dat het misschien niet zo’n gekke suggestie is voor pensioenfondsen om de koppeling tussen klimaat en biodiversiteit op te nemen in hun doelstellingen. Van Mansvelt beaamde deze, wat hij noemde, ‘solide aanpak’.

Inprijzing stimuleert innovatie

De volgende stelling die Vlaar zijn debaters voorhield, luidde: ‘Je kunt als belegger nog niet investeren in biodiversiteit, omdat externaliteiten nog onvoldoende zijn ingeprijsd.’ Een zaalmeerderheid was het hiermee oneens. Ter nuancering van die overheersende opinie legde Iglesias del Sol uit dat het inprijzen van externaliteiten in elk geval zeker zou helpen. Hij verwees daarbij naar het voorbeeld van de ‘conservation easements’ in de VS, waarbij land wordt beschermd tegen ontwikkeling en de natuur zodoende behouden blijft. ‘In het VK moeten ontwikkelaars bovendien de impact op de biodiversiteit meten en deze 110% compenseren voordat ze een project mogen starten. Dit soort maatregelen helpt om de biodiversiteit te beschermen en biedt nieuwe beleggingsmogelijkheden.’

Iglesias del Sol benadrukte dat er al stappen worden gezet om biodiversiteit te integreren in beleggingsportefeuilles, maar dat inprijzing van externaliteiten dat nog aantrekkelijker zou maken. ‘Je kunt nu al stappen zetten, maar het zou helpen als dit verder wordt doorgevoerd.’ Vlaar vroeg vervolgens aan Van Mansvelt of pensioenfondsen beter gepositioneerd zouden zijn als ze nu al rekening houden met biodiversiteit en klimaatrisico’s, zelfs als externaliteiten nog niet volledig zijn ingeprijsd. Van Mansvelt was het daarmee eens maar benadrukte wel dat het huidige gebrek aan inprijzing soms innovaties tegenhoudt, vooral in sectoren zoals plastic verpakkingen. ‘Als nieuwe plastics uit fossiele brandstoffen zo goedkoop blijven, kunnen (Europese) recyclers niet concurreren, wat leidt tot faillissementen, zelfs bij goedbedoelde investeringen.’

First movers advantage

Dit sluit volgens Van Mansvelt aan bij opmerkingen uit het publiek over de risico’s van investeren in innovaties in sectoren waar externe kosten nog niet goed worden geprijsd. Hij wees op de voedingsindustrie, waar de internalisering van externe kosten, zoals de prijs van voedsel, bijvoorbeeld vlees, positieve effecten zou hebben op de biodiversiteit. Iglesias del Sol voegde daaraan toe dat er ook markten voor biodiversiteitscredits in ontwikkeling zijn, vergelijkbaar met de huidige markten voor emissierechten. ‘Zodra pensioenfondsen assets bezitten die biodiversiteitscredits kunnen genereren, kan de waarde van die assets snel stijgen. Er is echt een first movers advantage’, aldus Iglesias del Sol. Vlaar sloot de stelling af met een verwijzing naar pensioenfondsen die geloven dat het loont om de eerste te zijn en dit verankerd hebben in hun investment beliefs. ‘Als belegger ben je beter geïnformeerd als je biodiversiteit en klimaat nu al meeneemt in je beslissingen, zelfs als de voordelen nog niet direct zichtbaar zijn.’

Publiek en paneldeelnemers wisten zich gevoed met waardevolle inzichten, en Vlaar wilde weten hoe zij die willen gaan toepassen in hun werk. Een ondubbelzinnige reactie uit de zaal luidde: ‘De natuur wacht niet, we moeten nú beginnen. Het is belangrijk om actie te ondernemen en ons niet te verliezen in details, want we weten er al best veel van.’ Gerritsen sloot zich daarbij aan: ‘Stilzitten is inderdaad geen optie. Een eerste stap naar gerichte actie kan zijn om inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn van geen actie. Samenwerking, zowel nationaal als internationaal, kan daarbij helpen, bijvoorbeeld via VN-initiatieven zoals het UNEP-FI, het United Nations Environment Programme Finance Initiative. Dat zou al een stap in de juiste richting zijn.’ Gerritsen benadrukte dat zelfs kleinere pensioenfondsen, met beperkte middelen, kleine stappen kunnen zetten om niet helemaal achterop te raken.

Laaghangend fruit: negatieve impact verkleinen

Vervolgens zoomde Vlaar in met de vraag: ‘Gaat u de negatieve impact mitigeren, of richt u zich op positieve impact?’ De reacties waren verdeeld, met een lichte voorkeur voor het financieren van positieve impact. Gerritsen was enigszins verrast door deze verdeling: ‘Als je kijkt naar de exposure in je bredere beleggingsportefeuille, kun je, vooral in listed equity en obligaties, meer bereiken door je negatieve impact te verkleinen.’ Iglesias del Sol vulde aan dat het goede nieuws is dat pensioenfondsen beide tegelijkertijd kunnen doen: ‘Je hoeft niet per se te kiezen tussen het verminderen van negatieve impact en het creëren van positieve impact. Beide zijn mogelijk.’

Daarop haakte Vlaar in door nieuwe initiatieven te benoemen waarbij eerst de negatieve impact wordt geanalyseerd en voor zover mogelijk gereduceerd, en waarbij vervolgens wordt gewerkt aan compensatie via een biodiversiteitsfonds bijvoorbeeld. Dit lijkt een logische volgorde.’ Een zaalreactie bevestigde deze aanpak. Een spreker vertelde eerst een methodiek ontwikkeld te hebben en daarna begonnen te zijn met metingen. Om vervolgens vast te stellen dat de duurzaamheidsambitie om in 2030 een positieve biodiversiteitsfootprint te hebben, nooit met alleen listed beleggingen gehaald kon worden. Niettemin bleek het starten met meten van negatieve impact een nuttig begin op weg naar duurzamer beleggingsbeleid. Iglesias del Sol benadrukte het belang van verandering: ‘Het doel is dat er verandering optreedt, of die nu bestaat uit het verminderen van negatieve impact of het creëren van positieve impact. Vergelijk het met CO2: je kunt technieken gebruiken om de uitstoot te verminderen, maar tegelijkertijd technieken inzetten om CO2 actief uit de atmosfeer te halen.’

Geen tijd te verliezen

Vlaar checkte de gezindheid van de zaal op het thema met de finale stelling: ‘Voordat je kunt werken aan positieve impact, moet je eerst alle negatieve impact hebben weggenomen.’ Hier was vrijwel niemand het mee eens. Volgens de meeste aanwezigen is het belangrijk om ergens te beginnen, ook al zijn er nog weinig oplossingen voor drastische vermindering van negatieve impact. Van Mansvelt herkende dit, maar waarschuwde: ‘Als je er niet tijdig mee aan de slag gaat, krijg je te maken met ecosystemen die instorten. Het is belangrijk om eerst je impact te meten en dan volgende stappen te bepalen. Als impactbeleggingen maar een klein deel van je portefeuille uitmaken, moet je naar het totale plaatje kijken en vooral de negatieve impact verminderen van het via aandelen en obligaties beleggen in bedrijven. Als je in bedrijven blijft beleggen die actief zijn in olie en gas, dan draagt dat niet bij aan beperking van klimaatverandering en behoud van natuur.’

De discussie werd afgerond met een vraag uit het publiek over de afhankelijkheid van institutionele beleggers van benchmarks, zoals de wereldwijde benchmark. Iglesias del Sol zag hierin geen beperking: ‘Steeds meer institutionele beleggers beginnen aan impactbeleggingen, vaak als een klein afgescheiden deel van de portefeuille. Maar dit is slechts een tussenstap. Uiteindelijk zal impactbeleggen worden geïntegreerd in alle beleggingscategorieën.’

Van Mansvelt voegde toe dat benchmarks zoals de Paris Aligned Benchmark al een positiever beeld geven en dat pensioenfondsen hiermee grote stappen kunnen maken. Vlaar sloot het debat af met een pleidooi voor het belang van blijven leren en geïnspireerd raken. ‘Er zijn talloze manieren om met dit onderwerp aan de slag te gaan. De vraag is niet of, maar hoe je begint.’

 

IN HET KORT

Pensioenfondsen moeten klimaatverandering en biodiversiteitsverlies tegelijk aanpakken.

Biodiversiteitsrisico’s vormen een systemisch risico voor financiële markten en pensioenfondsen.

Investeringen in biodiversiteit bieden kansen, vooral in real assets zoals duurzame landbouw.

Tijdige actie is cruciaal om zowel negatieve impact te verminderen als positieve impact te vergroten.

De koppeling tussen klimaatverandering en biodiversiteit moet worden geïntegreerd in duurzaamheidsstrategieën van pensioenfondsen. 

Attachments